In de middeleeuwen was geloof een vanzelfsprekendheid. Niemand twijfelde aan het bestaan van God. De kerk van Rome voorzag in alle middelen om je veilig door het leven te begeleiden. Maar regelmatig verloor de kerk haar bezieling. De clerus ging op in gemakzucht en een genoeglijk leven. En dan stonden er steeds weer mannen en vrouwen op die zochten naar een serieus beleefd geloof. Denk aan Franciscus van Assisi in begin dertiende eeuw. Zo’n beweging in ons land was de Moderne Devotie die in de tweede helft van de veertiende eeuw in gang gezet werd door Geert Groote van Deventer.
We ontmoeten onder de volgelingen van de Moderne Devotie de eerste Boskoper van wie we meer weten. Ergens omstreeks 1350 moet hij, Wermbold genaamd, in Boskoop geboren zijn. Zijn helder verstand werd opgemerkt. Hij ging naar school. Waar precies is niet bekend. Gouda is mogelijk. Wellicht heeft hij daar Geert Groote ontmoet. Ook schijnt hij onder de hoede geweest te zijn van Johannes Guetman, een pastoor uit de buurt van Schoonhoven. Wermbold werd geestelijke in de Roomse Kerk en aanhanger van de Moderne Devotie. Thomas à Kempis schreef over Wermbold in lovende woorden en noemde hem ‘een ijverig beminnaar der Heilige Schriften en een welsprekend volksprediker, die wegens de uitnemendheid van zijn aan onthouding gewijd leven bij allen bemind en zelfs door de hoogstens des lands vereerd was.’
Wermbold was de geestelijk raadsman van verschillende vrouwengemeenschappen. Zo stond hij aan de wieg van het Utrechtse klooster Vredendaal. Ook te Utrecht was hij dertig jaar verbonden aan het St. Caeciliaconvent en vicaris van de Buurkerk. In Delft fungeerde hij als biechtvader van een groep vrome vrouwen. In Amersfoort en Utrecht stichtte hij verschillende gemeenschappen van broeders en zusters, die leefden volgens de principes van de Moderne Devotie.
Wermbold geldt als de samensteller van een bloemlezing uit geschriften van kerkvaders. Die vertaalde hij vanuit het Latijn in het Nederlands.
De gevestigde kerk kon de vrome levenswandel die Wermbold propageerde niet altijd waarderen. Hij moest zich verdedigen tegen felle pauselijke inquisiteurs als Eylard Schoneveld en Jacob van Soest. De door Wermbold opgerichte gemeenschappen leken teveel op kloosters, zonder zich te binden aan door de kerk erkende kloosterregels. Door in het St. Caeciliaconvent de door de kerk goedgekeurde regels van de Franciscanen in te voeren kon men de inquisitie tevreden stellen. In Delft namen de zusters op advies van Wermbold eveneens de regels van de Franciscanen aan.
Wermbold was een begenadigd spreker. Hij trok al predikend rond door Utrecht, Overijssel en Holland. Vanuit vele steden bereikten hem verzoeken om te komen. Hij moet eens verzucht hebben wel twee lichamen te willen hebben om aan alle roepstemmen gehoor te kunnen geven. Wermbold kreeg de eretitel ‘Apostel van Holland’. Zijn rechte levenswandel en wijze raad waren velen tot voorbeeld en steun. In de vastentijd van 1413 was Wermbold in Schiedam waar hij de parochianen wist aan te zetten tot vrijgevigheid. Niet lang daarna, op 11 juni 1413, overleed Wermbold.
(Tekst: Henk Stellaart)