Zondagsontheiliging
Vlasboer Willemse uit Heerjansdam wordt in 1724 aangeklaagd wegens ‘ontheiliging van de zondag’. Op zondag 15 oktober haalt hij met paard en wagen de vlasoogst binnen en rijdt langs de kerk, waar op dat moment de dominee midden in zijn preek zit. Vanwege het lawaai komt de predikant van zijn preekstoel af en loopt de straat op om te protesteren.
Maar hij wordt door de vlasboer en mensen van het dorp, die erop afkomen, bespot en beschimpt. Het wordt een dorpsopstootje waarbij ‘hij sig met moeijte uijt dit gedrang heeft moeten redden.’
Afpersing
Het is 1787. De 24-jarige voerman Pieter Schouten uit Heer Oudelands Ambacht gaat vergezeld van zijn dronken vrienden en gewapend met een snaphaan (pistool) naar de hofstede Meerdervoort, waarvan hij weet dat daar de alleenstaande jonkvrouw Pompe van Meerdervoort woont. Hij bedreigt haar en eist geld met de woorden: ‘als je´t niet doet, zal ik je met de snaphaan twee kogels door de harsens schieten datter een damp boven uitvliegt.’
Kennelijk is de jonkvrouw er niet van onder de indruk, want hierna druipt het clubje af naar de schepen van Meerdervoort, wiens vrouw ze een sabel op de keel zetten. En dat levert hun een zak geld op. Later worden ze opgepakt, gegeseld en voor jaren verbannen.
Soldaatje spelen
In Meerdervoort woont een echtpaar met twee jonge kinderen. In 1793 is manlief plotsklaps met de noorderzon vertrokken. Weken later komt hij weer terug. Hij vertelt dat hij zich ‘in dienst der Franschen onder het legioen der Bataven’ bevond, maar is in feite gedeserteerd. Korte tijd daarna is hij weer weg. Later blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een legertje van de Zeven Provinciën.
Ook daar deserteert hij en meldt zich weer bij zijn lieve vrouw thuis. Maar niet voor lang, want in 1795 neemt hij alweer de kuierlatten zonder enig boe of ba. Dit keer blijft hij echter lange tijd weg en blijkt dienst te hebben genomen bij de marine. Zijn vrouw is het inmiddels goed zat en vraagt een echtscheiding aan.
Verliefd op de buurman
In 1725 woont er in Heerjansdam ene Adriaentje Schelve, een meisje dat het telkens weer heeft voorzien op haar getrouwde dorpsgenote Jannetje Klippanus. Als ze Jannetje tegenkomt, gaat ze door het lint. De ene keer gaat ze haar te lijf met een mes, dan weer dreigt ze haar ‘te sullen vermaelen tot stof’. Uiteindelijk schopt ze haar van een dijk af, waar het slachtoffer voor dood blijft liggen. En zodra Jannetje weer bijkomt valt Adriaentje haar weer als een wild dier aan. Het wordt de baljuw te gortig en Adriaentje wordt op water en brood in de cel gezet.
Pas na vijf weken geeft Adriaentje opening van zaken en vertelt ze wat haar bezielde. Helaas is daar geen verslag van bewaard gebleven. Waarschijnlijk was ze tot over haar oren verliefd op Jannetjes echtgenoot en stikjaloers. Ze komt uiteindelijk op borgtocht vrij. Het is niet bekend hoe het Jannetje, Adriaentje (en de echtgenoot) verder is vergaan, maar het is vast geen verhaal voor de Bouquetreeks geworden…
Het is even zoeken, maar zo zijn er in de archieven van het gerecht talloze verhalen over de ‘kleyne luyden’ in de Zwijndrechtse Waard te vinden.