Het belangrijkste monument dat de volgende periode, vanaf ongeveer 1000, heeft nagelaten is de Omringdijk. De naam zegt het, het is een dijk die het land omringt. De Omringdijk beschermde West-Friesland aan alle kanten. En hij doet dat in zekere zin nog steeds, hij is nog steeds compleet aanwezig, zelfs waar achter de Dijk de zee allang verdwenen is, zoals bij Kolhorn. De Omringdijk omringt niet alleen als een ware gréns het West-Friese land, hij omringt ook de West-Friezen. De dijk symboliseert de eenheid van West-Friesland en zijn bewoners. West-Friesland is juist dankzij zijn Omringdijk een heel eigen stuk Nederland. Hij fungeert enigszins als wal; erbinnen wonen de West-Friezen, erbuiten de rest van de wereld. Naast de eigen West-Friese 'taal' en bepaalde oude boerengebruiken maakt de Omringdijk deel uit van waar West-Friezen trots op zijn.
De Omringdijk ligt erbij alsof hij er altijd was. Maar dat is niet zo, de Dijk dateert van omstreeks 1200. Voordat hij tot stand kwam hebben erbuiten nog andere dijken gelegen, maar die moesten worden opgegeven; het land erachter ging verloren. West-Friesland was dus ooit groter! De West-Friezen móesten dijken aanleggen - elders behielp men zich met terpen, kunstmatige heuvels -, maar hier was het grondmateriaal ongeschikt. Alleen bij Schagen en Warmenhuizen komen terpen voor, vanaf ongeveer 1100. Gewoonlijk wordt aangenomen - áangenomen, het staat nergens genoteerd - dat de dijkbouw tussen 1000 en 1100 is begonnen. Er is nog geen zekerheid omdat ze niet met archeologische vondsten bewezen kan worden. In elk geval werd aaneengesloten dijkbouw, echte georganiseerde landsverdediging in West-Friesland nodig toen stormvloeden hele stukken land meenamen. In 1170 bijvoorbeeld de Allerheiligenvloed, in het noordoosten. Ook bezweek een dijk ten westen van Schagen. Bij stormen in 1248 werd de Heerhugowaard sterk vergroot en ontstonden talloze kleinere meren.
Het grootste gevaar vormde echter de Zuiderzee. In het jaar 1000 was die niet meer dan een binnenmeer, maar rond 1400 was hij een zee, een met een nijdige korte golfslag. In de loop van honderden jaren heeft hij grote stukken land weggevreten, hoe precies en wanneer is niet bekend. Wel dat hij heel bedreigend was, vooral voor oostelijk West-Friesland. De Omringdijk van rond 1200 kwam geen jaar te vroeg. Ook na die tijd moesten er nog grote stukken land aan de zee worden prijsgegeven en werd de Omringdijk op verschillende plaatsen teruggelegd.
Toch kwam in 1675 oostelijk West-Friesland nog onder water, via doorbraken bij Scharwoude en de Zwaagdijk. Pas een half jaar later vielen de laatste dorpen droog, de schade was groot. Het was deze ramp die een oud proces bij de Hoge Raad in Den Haag nieuw leven inblies. Dat 'Groot Proces', begonnen in 1637, ging over het onderhoud van de Omringdijk. Het was aangespannen door oostelijk tegen westelijk West-Friesland. Na de droogmaking van de Zijpe, de Wieringerwaard, de Beemster, de Heerhugowaard en de Schermer lag nog maar een klein deel van de westelijke Omringdijk aan zee, bij Kolhorn. Het onderhoud in het westen was dus tamelijk goedkoop geworden. Oostelijk West-Friesland daarentegen was een en al Dijk en vond dat ook het Westen daarvoor verantwoordelijk was; het eiste een eerlijker verdeling van de onderhoudskosten. Eerst in 1650 werd de Omringdijk tot 'gemene dijk' verklaard, tot Dijk van heel West-Friesland. Maar West liet het toch nog afweten. Tenslotte echter, in 1695, ging west overstag, Oost en West droegen bij naar evenredigheid.
Sindsdien is de Omringdijk zelfs juridisch van heel West-Friesland.
Uitgelicht
De vroegste Omringdijk was niet zoals hij er nu ligt. Dijkbouw was een proces van eeuwen.
We hebben een precies beeld van de opeenvolgende fasen dankzij de doorgraving van de Dijk in 1976, de aanleg van de weg over de Houtribdijk Enkhuizen-Lelystad. Archeologisch onderzoek toonde aan dat de Dijk vanaf de dertiende eeuw in vier fasen was verhoogd. Onderin ligt de oorspronkelijke kerndijk, direct op het veen. Daarop een veertiende-eeuwse kleidijk. Ernaast kwam in de zestiende eeuw de wierriem met palen en tenslotte, in de achttiende eeuw, werd over dit alles heen een verhoging gelegd met straat en steenglooiing.