In de 19e eeuw werd Waterland door de toeristen ontdekt. Dat begon in Broek in Waterland, met zijn mooie houten huizen. Zelfs keizer Napoleon bezocht het kraakheldere dorp. Wat later werden de kustplaatsen populair en dan vooral Volendam en Marken met hun klederdrachten.
Op het Waterlandse platteland en in de kustplaatsen bleef het leven nog heel lang als vanouds, onbedorven en zuiver. Het moderne leven, zoals de industrialisatie van de 19e eeuw dat met zich meebracht, kreeg maar heel langzaam vat op Waterland. Dat maakte het gebied aantrekkelijk voor toeristen, die het moderne bestaan juist even wilden ontvluchten. En omdat Waterland per stroomtram of stoomschip steeds beter bereikbaar werd, wisten toeristen het ook te vinden. Men kon rond 1900 zelfs al rondreizen maken, die ook Marken aandeden. Onder die toeristen waren ook schrijvers en journalisten uit verschillende landen. Zij schreven over hun belevenissen in boeken en tijdschriften, wat de interesse van nieuwe toeristen, maar ook kunstenaars wekte. De buitenlanders onder hen - Duitsers, Fransen, maar vooral Amerikanen - zochten hier het Holland, zoals zij dat kenden van de Hollandse schilderijen van Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen of Hendrik Avercamp. Het was de tijd van 'kunstenaarskolonies', waarvan die in Laren-Blaricum wel het meest bekend is. De kunstenaars tekenden en schilderderden in de open lucht op 'impressionistische' wijze, zoals schilders in Frankrijk daar mee begonnen waren. Het volkskundig karakter van de dorpen was een ideaal onderwerp. De zee, de haven van Volendam met de roodgezeilde botters en de dijk met daarachter de houten huisjes, werden als zeer schilderachtig ervaren. En dat gold natuurlijk ook voor de in sierlijke klederdracht gestoken mannen, vrouwen, en kinderen. Dit was in de ogen van buitenlandse toeristen Holland op zijn mooist! Beroemde kunstschilders, zoals Augustin Renoir en Paul Signac, bezochten en werkten in Volendam.
Leendert Spaander uit Volendam zag mogelijkheden om munt te slaan uit de interesse van kunstenaarszijde: hij kocht aan de Volendamse dijk een café en vergrootte dit tot een logement. Bij de ingang hing hij een portret op van een Volendammer visser met de uitnodigende tekst: "Artist kom binne'. Hij deed zijn uiterste best om het de kunstenaars naar de zin te maken en bouwde op een gegeven moment zelfs een aantal ateliers, waar de kunstenaars langere tijd konden verblijven. Zelf legde hij een indrukwekkende verzameling van kunstwerken van zijn gasten aan. Zo is de gelagkamer van Spaander niet alleen met losse, maar ook met vaste kunstwerken bedekt geraakt en ook in het huidige Hotel Spaander is het Volendamse leven van rond 1900 in beeld en sfeer bewaard gebleven.
De toeristische interesse voor de Waterlandse steden en dorpen opende ook plaatselijke bestuurders de ogen voor hun rijke cultureel verleden. Het Edamse stadsbestuur kocht in 1895 een vervallen historisch pand om dit te restaureren en in te richten als museum, hiermee het oudste museum van Waterland. Maar Edam wilde ook graag kunstenaars ten dienste zijn en velen van hen kregen de gelegenheid om hun schildersezel in het museum te zetten en daar te werken.