Door Jan van Baar
In de vroege morgen van vrijdag 10 mei 1940 werd de stad opgeschrikt door een drie kwartier durend bombardement op het vliegveld Bergen. De oorlog was ingeluid en van zeer nabij voelbaar. In de dagen daarna trokken 20.000 evacués uit het gevechtsgebied rondom Amersfoort naar de steden en dorpen in Noord-Holland. Hun verblijf was van korte duur. Na het bombardement op Rotterdam en de capitulatie van Nederland op 14 mei 1940 keerden zij huiswaarts. Twee dagen later verschenen de eerste Duitse manschappen. De machtswisseling leek geruisloos te verlopen. Het katholieke Noord-Hollands Dagblad staakte haar uitgave 'wegens papierschaarste', de neutrale Alkmaarsche Courant spoorde haar lezers aan over te gaan tot de orde van de dag en ook burgemeester Van Kinschot riep de 33.000 burgers van Alkmaar op het gewone leven te hervatten.
In de periode voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertoonde Alkmaar een politiek gesproken landelijk beeld. De NSB genoot een aanzienlijke populariteit, maar haar aanhang slonk naarmate de beweging meer en meer in Duits vaarwater geraakte. Bij de verkiezingen van 1939 zakte het percentage NSB-stemmers van 9,65 naar 4,2%. Het fascistische Nationaal Front telde enkele tientallen leden. Tegenover deze pro-Duitse stromingen stonden de plaatselijke afdeling van Eenheid door Democratie, de hulporganisaties voor politieke vluchtelingen en het Alkmaarse Comité Joodse Vluchtelingen.
Nadat de Duitse bezetting een feit was trachtte de Nederlandse Unie in de zomer van 1940 nog een weg te vinden tussen acceptatie en verwerping. Ook in Alkmaar ontmoette de groepering veel sympathie. Toch was de Unie te veel luis in de pels van de bezetter, ook de Unie werd verboden. Hiermee kwam een einde aan wat 'de gemoedelijke tijd van de bezetting' wordt genoemd. Met de instelling van de spertijd, de stapsgewijze uitsluiting van joodse burgers, de invoering van het persoonsbewijs, de perscensuur en de aanstelling van een NSB-burgemeester nam de bezetting steeds grimmiger vormen aan. In juni 1941 werden vijftig linkse Alkmaarders van hun bed gelicht en - in afwachting van transport - geïnterneerd in Kamp Schoorl. De helft keerde niet meer terug. Elke vorm van illegale activiteit werd fel door de bezetter bestreden. Een van de slachtoffers was Bram Daalder. Daalder stierf - 24 jaar jong - in het concentratiekamp Buchenwald. Dramatisch en ingrijpend was de gebeurtenis op 5 maart 1942 toen alle joodse inwoners gedwongen werden de stad te verlaten. Na tijdelijke huisvesting in de Amsterdamse Jodenwijk volgde transport naar de vernietigingskampen. Van de tweehonderddertien weggevoerde Alkmaarse joden lieten honderdtweeënveertig mannen, vrouwen en kinderen het leven in Auschwitz en Sobibor.
Het manifeste protest en georganiseerde verzet kwamen relatief laat op gang. In de zomer van 1943 verschenen de eerste plaatselijke illegale bladen. Deze, en andere lokale uitgaven van landelijke verzetsbladen, gingen in een later stadium op in De Vrije Alkmaarder. Katholieke jongeren als Fritz Conijn en Gerard Veldman stonden aan de wieg van de Alkmaarse afdeling van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). De Knokploeg Alkmaar, verbonden met de LO, en de linkse Raad van Verzet vertegenwoordigden het gewapend verzet. Het gewapend verzet pleegde sabotage en overviel distributiekantoren en gemeentehuizen. In september 1944 bundelden de landelijke verzetsgroepen zich in de Binnenlandse Strijdkrachten. Op dat moment stond de stad nog vele beproevingen te wachten: de effecten van de Spoorwegstaking, het nijpend voedselgebrek in de Hongerwinter, de klopjacht op arbeidskrachten voor de oorlogsindustrie in Duitsland en de voortdurende angst voor de Duitse terreur.
De oorlog was voor Alkmaar op het vliegveld Bergen begonnen en daar werden ook de eerste tekenen zichtbaar van het einde van vijf jaar bezetting. Op woensdag 2 mei 1945 verscheen een echelon geallieerde toestellen boven het vliegveld om voedsel te droppen. De bevolking moest nog tot dinsdag 8 mei 1945 wachten eer de Britse en Canadese bevrijders konden worden onthaald. Het was een dag van ongekende vreugde.
Een fatale confrontatie
Hoewel de oorlog voorbij was, vond in de nacht van zondag 6 op maandag 7 mei 1945 in de Alkmaarse binnenstad een schietpartij plaats tussen enige getergde en nog bewapende Duitse militairen en een ongewapende sectie van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Hierbij vielen twee doden: de 19-jarige Jan Baas en de 29-jarige Jan Smit. De BS-er Piet Sijm raakte ernstig gewond. Het drama speelde zich af een dag voor de intocht van de geallieerden.
De datum waarop de schietpartij plaatsvond wordt echter betwist door een van de slachtoffers. Piet Sijm - hij overleefde de schietpartij - is van mening dat de sterfdatum van Jan Baas en Jan Smit fout op hun grafsteen staat gebeiteld. Naar zijn overtuiging geschiedde het incident in de nacht van zaterdag 5 op zondag 6 mei 1945. Volgens het politierapport vond de confrontatie plaats in de nacht van zondag 6 op maandag 7 mei 1945. In de overlijdensakte van Baas en Smit staat dat beiden op maandag 7 mei 1945 te 0.20 uur zijn overleden. Piet Sijm bestrijdt de weergave in de schriftelijke bronnen. Zijn ongenoegen draagt hij al een leven lang met zich mee. De 88-jarige Piet Sijm wil de datum op de grafstenen gecorrigeerd hebben.