De os die sinds 1932 rust op het bordes van het voormalige gemeentehuis, symboliseert de eeuwenoude veemarkten, die Waalwijk tot ver over de landsgrenzen bekend maakten. De os kan terugkijken op een rijke historie.
De historie van de markten in Waalwijk begint in 1303, als Waalwijk niet alleen stadsrechten krijgt, maar ook het privilege om jaarlijks drie markten te houden. Over de eerste eeuwen weten we niet veel, maar dankzij de bewaard gebleven boekhouding van de rentmeester van Abdij Mariënweerd bij Beesd kunnen we de geschiedenis van deze markten echter min of meer volgen vanaf circa 1490. In zijn jaarstukken over de periode 1488-1492 noteert die rentmeester namelijk de verkoop van twee paarden 'op den Walwycksen marrict'. Zeker tot halverwege de zestiende eeuw blijven de Mariënweerders komen; zij brengen steeds meer paarden mee. De markt wordt dus steeds belangrijker. In 1567 worden in elk geval jaarlijks twee grote paardenmarkten gehouden die wijd en zijd bekend staan en veel volk naar Waalwijk trekken. Er komen zoveel mensen en dieren dat niet alle mensen logies kunnen vinden en er voor de paarden niet voldoende stallen zijn.
De specifieke paardenmarkten lopen door tot het begin van de negentiende eeuw. Ze worden van meet af aan door kopers uit Frankrijk bezocht; Franse legerofficieren bevoorraden zich hier. De Waalwijkse paardenkooplieden bouwen al vroeg handelsnetwerken op met collega's uit Vlaanderen, Henegouwen, Artois en Frankrijk. Tot aan het einde van de achttiende eeuw wonen er bijzonder veel paardenkooplui in Waalwijk en uit de negentiende eeuw zijn nog de zogeheten 'paardentrekkers' bekend, die de verkochte paarden voor de handelaren naar de plaats van bestemming brengen. Vanaf 1866 worden de speciale paardenmarkten weer in ere hersteld. Die zijn aanvankelijk een enorm succes; paardenkopers uit r België, Frankrijk en Duitsland komen er handelen. Maar gaandeweg lopen de bezoekersaantallen terug. Precies zeshonderd jaar na de eerste markt, in 1903, luidt de conclusie dat de paardenmarkten zo goed als niets meer te betekenen hebben en valt het doek.
Als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) het land steeds meer in zijn greep krijgt, heeft dat ook zijn weerslag op de Waalwijkse markten. Maar net zo min als ze dat in de voorafgaande eeuwen hadden gedaan, blijven de Waalwijkers ook op dat moment niet op hun stoel zitten. Komt de handel niet naar Waalwijk, dan gaan we die zelf halen, is het devies. Vanaf het einde van de zestiende tot ver in de zeventiende eeuw trekken de plaatselijke handelaren daarom ieder voorjaar naar de Elbemarkt bij Hamburg om een aantal Deense ossen aan te schaffen. Die ossen worden vervolgens door Waalwijkse cowboys naar de Langstraat gedreven om er op de vruchtbare uiterwaarden van de Oude Maas te worden gevetweid en in het najaar weer verkocht te worden. Ossenvlees is in die tijd zeer populair, omdat het voor iedereen betaalbaar is en zowel gerookt als gezouten gedurende lange tijd zijn smaak behoudt. De monstertocht van Denemarken naar Brabant komt bovendien de smaak nog eens extra ten goede, is de toenmalige gedachte. Het hoogtepunt van de ossenhandel ligt waarschijnlijk in het jaar 1622; dan worden maar liefst 1.300 ossen geïmporteerd, die al grazend de de zomer doorbrengen in deze contreien.
Ondertussen bloeien ook de jaarmarkten en de in 1516 ingestelde vrijdagse weekmarkt weer op. De weekmarkt is met name befaamd om de handel in rundvee. Waarschijnlijk wordt de Waalwijkse rundermarkt ook als een soort doorvoerhaven gebruikt voor de zeer grote veemarkt in Lier. Rond 1700 bijvoorbeeld trekken ieder weekeinde Waalwijkers in konvooi met hun runderen naar Lier.
De grote belangstelling voor de Waalwijkse markten zorgt uiteraard ook voor veel leven en vertier in de stad. De horeca bloeit, want de transacties worden meestal in een herberg of tapperij beklonken. En er zijn talrijke logement- en slaapsteehouders, die de vele binnen- en buitenlandse kooplui onderdak bieden. Later, als ook trein en tram Waalwijk aandoen, gelden voor de marktdagen zelfs speciale dienstregelingen. Dat is ook wel nodig, want in 1875 heeft Waalwijk na Oss en 's-Hertogenbosch de grootste veemarkt van Noord-Brabant. En in 1888 worden Waalwijk, 's-Hertogenbosch en Valkenburg nog genoemd als de belangrijkste rundveemarkten in het zuiden van het land. Daarna streeft de provinciehoofdstad Waalwijk langzaam maar zeker voorbij om uit te groeien tot hèt centrum voor de veehandel.
Het dieptepunt voor Waalwijk komttijdens de Eerste Wereldoorlog en dat betekent het begin van het einde. Er wordt nog een aantal pogingen ondernomen om de markten nieuw leven in te blazen, maar op 2 september 1932 moet de voorzitter van de Commissie tot Herstel van de Veemarkt tot zijn spijt concluderen dat de pogingen mislukt zijn en hij 'het verloop dezer zaak niet anders kan dwingen'.
Bijdrage: Ineke van den Houdt-Swinkels