Ca. 3000-50 voor Christus
Boeren kwamen naar Voorne-Putten om graan te telen op het vruchtbare land. De grote boerderijen bestonden uit een woongedeelte en een stal met ruimte voor soms wel twintig koeien. Langs de kust van Voorne bood een duinenrij bescherming tegen het zoute zeewater, maar de duinen zorgden er ook voor dat het zoete regen- en smeltwater niet makkelijk kon wegstromen. Dat had grote invloed op het landschap.