Naar aanleiding van het bezoek besloot men in 1957 een proef op de Rijn uit te voeren met de omgebouwde sleepboot President Herrenschmidt. Een proef, die zonder meer slaagde en de Fransen lieten meer materieel ombouwen. Inmiddels had een combinatie van twee Nederlandse en twee Duitse rederijen eveneens een studie uitgevoerd en de echte duwboot op stapel laten zetten. Op 21 oktober 1957 maakte de Wasserbüffel van 1260 pk haar eerste vaart met vier bakken van 1250 ton elk.
Duwvaart bleek tot een sterke productiviteitsverhoging te leiden: in het pendelverkeer tussen Rotterdam en de Ruhr per bemanningslid een factor vijf! De omslag van sleepvaart naar duwvaart vond dan ook binnen enkele jaren plaats.
Op de grootste vaarwegen is de vaart met samenstellen van vier Europa IIa bakken toegestaan, op de Rijn onder bepaalde condities verbanden van zes Europa IIa bakken. Na verloop van tijd zijn zekere standaardafmetingen ontstaan voor duwbakken. De duwbak van het type Europa II is het meest gangbaar, maar zijn er meer standaard duwbakken.
CEMT- type duwbak breedte lengte diepgang laadvermogen
klasse (m) (m) geladen (m) (ton)
IV Europa I 9,5 70,0 3,0 1450
Va Europa II 11,4 76,5 3,5 2450
Va Europa IIa 11,4 76,5 4,0 2780
Va Europa IIa verlengd 11,4 90,0 4,0 3220
Tabel: Kenmerken van maatgevende duwbakken
De breedte van dergelijke bakken komt in de regel overeen met die van motorschepen van dezelfde klasse. Voor duwboten zijn geen standaardafmetingen aan te geven, temeer omdat veel kleine duwboten in feite omgebouwde sleepboten zijn. In verband met de maximale, op de Rijn toegelaten lengte van een duwstel heeft het zwaarste type duwboot, de zogenaamde strekkenboot, een lengte van circa 40 m bij een breedte van circa 15 m.
Bron: Geschiedenis van binnenvaart en vaarwegen. Auteur: J.U. Brolsma - 2010