Schuurkerk

De eerste rooms-katholieke kerk na de reformatie.

Na 1572 mocht, ten gevolge van de reformatie, het rooms-katholieke geloof niet meer in het openbaar beleden worden. In 1573 werd de katholieke kapel op de Noorddijk verwoest in de strijd tussen Geuzen en Spanjaarden en sindsdien waren er geen katholieke erediensten meer in Maassluis.
In het laatste kwart van de 18e eeuw kwam de patriottenbeweging op. Omdat hun devies ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ ook over godsdienstvrijheid ging, waren de meeste katholieken aanhangers van de patriotten. Ook in het gemeentebestuur zaten patriotten, maar de meerderheid van de Maassluise bevolking was Oranjegezind.

Door het ijs zakken
Hendrik Moerings, een katholieke kleermaker in Maassluis die hoepelrokken en corsetten (‘rijglijfjes’) maakte, vermeldt in zijn dagboek dat er in 1786 maar liefst 130 katholieke gezinnen waren. ‘En dan te bedenken’, merkt hij op, ‘dat ik nog mensen gekend heb wier ouders de tijd meegemaakt hebben dat er maar vier katholieke gezinnen in Maassluis woonden.’
Zij waren elke zondag genoodzaakt om de grote afstand naar Maasland te lopen om daar ter kerke te gaan. In de winter, als men per slee of schaatsen over de vlieten ging, gebeurden er weleens ongelukken doordat er mensen door het ijs zakten en stierven aan longontsteking. Er gingen stemmen op om een eigen parochie in Maassluis te stichten. De kerk in Maasland was echter niet ingenomen met die plannen, want een verlies van zoveel gezinnen betekende aanzienlijk minder inkomsten. Ondanks de tegenwerking kregen de katholieken in Maassluis toch hun zin en in 1786 stemden de aartspriester en de nuntius in met de oprichting van een zelfstandige rooms-katholieke kerk in Maassluis.

Het College van de Wet (te vergelijken met de huidige gemeenteraad) had geen bezwaar tegen de stichting van een roomse kerk, op voorwaarde dat de katholieke armen niet ten laste kwamen van de hervormde diaconie. Bijstand verlenen en armoedebestrijding gebeurde in die tijd door de kerken en niet door de overheid. Dat betekende geen ondersteuning als je niet bij de kerk hoorde.
Er zaten meer voorwaarden aan. Het gebouw moest buiten de bebouwde kom komen, uiterlijk niet het aanzien van een kerk hebben, met rode dakpannen gedekt zijn en van openslaande ramen voorzien. De ingang mocht niet van de openbare weg af zichtbaar zijn. Het gebouw mocht dus niet herkenbaar zijn als kerk. Daar gingen de katholieken creatief mee om. Zij konden een tuin kopen aan het eind van de Zuidvliet. In 1787 begonnen zij met bouwen. De pastorie kwam als een gewoon woonhuis aan de Zuidvliet te staan, daarachter een als schuur vermomde kerkruimte, zonder kerktoren, met de ingang in de tuin.

Kerk op zolder
Nu alle vergunningen binnen waren, wilden de Maassluise katholieken zo spoedig mogelijk een begin maken met de uitoefening van hun godsdienst. Daar de bouw van de kerk nog wel enige tijd zou duren, mochten ze tijdelijk de korenzolder in het huis van mede-parochiaan Arij de Jongh aan de Veerstraat als noodkerk gebruiken. Het dorpsbestuur had hiertegen geen bezwaar, mits de diensten niet gelijktijdig zouden beginnen met de diensten in de naastgelegen Kleine Kerk. Dit om ongeregeldheden te voorkomen.
Petrus Kock was de eerste pastoor van Maassluis. Op het feest van Petrus en Paulus, op 29 juni 1787, droeg hij in de noodkerk aan de Veerstraat de eerste heilige mis na de reformatie in Maassluis op. Organist Hendrik Moerings componeerde voor die gelegenheid een feestlied.

Zware lasten en geen boedelscheiding
Ondanks het verzet van de Oranjegezinden tegen de stichting van een roomse kerk in het dorp, verliep de eerste bijeenkomst bijzonder rustig. De speciaal voor deze gelegenheid naar Maassluis ontboden vertegenwoordiger van de baljuw behoefde niet in te grijpen. De meeste tegenstand ondervond men van de eigen geloofsgenoten. Maasland probeerde de bouw van een Maassluise kerk te laten verbieden door de nuntius omdat het toch op een financiële strop zou uitlopen. Toen dat niet lukte besloten zij om niets van hun gezamenlijke boedel af te staan. Altaarzilver, liedboeken en misgewaden die door Maassluizers geschonken waren mochten ze niet meenemen.

De parochianen brachten zelf al het geld bijeen voor de nieuwe kerk, een bedrag van 50.000 gulden. Iedereen doneerde naar vermogen en velen betaalden ‘in natura’. Dat wil zeggen een dame schonk een hoeveelheid zilver, waar een zilversmid gratis een tabernakel van maakte. Enkele rijke mensen schonken een groot vermogen, waar ze wel jaarlijks een lijfrente voor terug wilden hebben. ‘Gelukkig’, schrijft Hendrik Moerings, ‘stierven ze nogal snel.’

Op 29 juni 1788, de feestdag van Petrus en Paulus, werd het kerkgebouw ingewijd en in gebruik genomen. In de volksmond sprak iedereen over de Schuurkerk. In 1966 verrees een nieuwe kerk naast de oude Schuurkerk. In 2007 is die echter wegens bouwkundige gebreken alweer afgebroken. Het oude Schuurkerkje bleef staan. De rooms-katholieke parochie heeft in 2007 een nieuwe kerk laten bouwen. Deze nieuwe kerk met ronde vormen, opgetrokken uit wit zeildoek, was een gedurfd en uniek ontwerp dat de tongen in beroering bracht.


Katholieken betaalden voor alles extra
Het was de Maassluise katholieken een doorn in het oog dat zij door middel van een heffing op wijn, boter, kaas, dakpannen etc. meebetaalden aan de armenkas van de hervormde gemeente. Immers, er was bepaald dat de katholieke armen daar niet aan konden kloppen voor hulp. Er was van gelijke behandeling nog geen sprake. Zo moest de baljuw van Delfland elk jaar 168 gulden ontvangen. Voor de aanstelling van een nieuwe pastoor of kapelaan gold een belasting van 500 gulden. Iets vertimmeren buiten aan de kerk kostte ook extra belasting en zelfs als incidenteel een andere pastoor dienst deed, kostte dat geld. Op een verzoekschrift van 1768 reageerde de regering begrijpend: ‘De Staten begrepen dat dit gebruik strijdig was met de gronden van een vrije en verlichte regering en ook strijdig met de vrijheid van het vaderland, vastgelegd bij de grondvesting der republiek.’