Schuilkerk voor katholieken
Havezate Rande in de tijd van de Reformatie
Schuilkerk voor rooms-katholieken.
De grote middeleeuwse bouwwerken in Diepenveen waren het zusterklooster dat vanaf 1400 in het diepe veen werd opgetrokken en de tussen 1570 en 1574 gebouwde havezate Rande. Van beide zijn alleen restanten bewaard gebleven, respectievelijk de kerk en de vierkante toren van de havezate. Merkwaardig genoeg is de toren van Rande nooit gebruikt om vijanden te weerstaan maar daarentegen wel als plaats van gebed. Want toen de christenen zich in twee grote kampen verdeelden – protestanten en katholieken – en de protestanten in de Lage Landen de overhand kregen, stelde Cornelis van Doetinchem, de heer van Rande zijn toren beschikbaar als schuilkerk voor de katholieken uit de omgeving. Hoewel katholieken van de meeste ambten werden uitgesloten en ze geen kerken mochten hebben, werden ze niet verdreven en werden missen in schuilkerken gedoogd.
In de toren van havezate Rande zijn door Van Doetinchem op de benedenverdieping aanpassingen voor een kapel gemaakt. In die tijd waren er dus twee kerken in Diepenveen; de protestanten in de kapel van het oude klooster en de katholieken in de toren van havezate Rande. Nog steeds is te zien dat de ribben die het gewelf opvangen, eindigen in de symbolen van de vier evangelisten en in het midden samenkomen in een rozet dat met Griekse letters verwijst naar Christus.
De geridderde en zijn havezate
Havezate Rande is tussen 1570 en 1574 gebouwd door Willem van Doetinchem op de plaats waar de familie al enkele eeuwen woonde. Zijn vader, eveneens Willem en heer van Rande en van de Hoogenhof, was van 1504 tot 1547 hoogschout van Deventer en werd vervolgens nog rentmeester van Salland en kastelein van Holten. In 1538 kwam hij in de Ridderschap van Overijssel, stierf in 1558 en werd te Deventer begraven. Zijn zoon Willem, de heer van Rande die in 1570 hier zijn huis bouwde, was eveneens lid van de Ridderschap van Overijssel in 1571-1576. Ook zijn zoon Cornelis is sedert 1611 verschreven in de Ridderschap tot zijn vertrek tijdens de Landdag in 1621.
De Van Doetinchems waren geen ridders maar geridderden; iemand die behoorde tot de ridderschap. De Ridderschap was in de Republiek der Verenigde Nederlanden het college waarin de edelen van een gewest verenigd waren. In Overijssel had de ridderschap in de Gedeputeerde Staten met drie stemmen (Salland, Twente en Vollenhove) evenveel stemmen als de drie Overijsselse steden Zwolle, Deventer en Kampen.
Om in aanmerking te komen voor een zetel moest men vermogend zijn en een als havezate erkende woning bezitten. De laatste eis zal zeker ten grondslag hebben gelegen aan de bouw van de havezate Rande in 1570. In de zeventiende eeuw kwam daar nog een voorwaarde bij: een geridderde moest protestants zijn. Toen Cornelis, zoon van Willem en heer van Rande en Robruggen, weigerde om het katholieke geloof te verruilen voor het protestantse werd hij dus in 1621 uit de Ridderschap gezet. Daardoor werd Rande een zogenaamde slapende havezate totdat er weer een geridderde zou wonen die wel aan de godsdienstige verplichting voldeed.
Het Rampjaar 1672 en daarna
Cornelis van Doetinchem was een zeer gelovig katholiek en het is vooral aan zijn invloed te danken dat de Paters Jezuïeten, die jarenlang vanuit Zwolle hun geestelijk werk in Salland uitoefenden, in 1638 op havezate Rande een vaste plek vonden. Ook droeg hij bij aan een fonds voor arme katholieken. Met de komst van de Münsterse en Keulse legers vanwege de belegering van Deventer op 16 juni 1672 zag Cornelis zijn kansen keren. Bernhard von Galen, prins-bisschop van Münster, vestigde zich op huize Rande (het latere Smets Rande) om vandaaruit de belegering van Deventer te leiden. De keurvorst van Keulen nam zijn intrek op de havezate Boxbergen.
Op 19 juni 1672 probeerde Cornelis samen met de eveneens katholieke buurman Jan Swaefken om namens de bisschop van Münster met de Deventenaren te onderhandelen. Zij overhandigden een brief aan de magistraat, waarin de keurvorsten de bereidheid uitspraken Deventer weer in het Duitse rijk op te nemen en de stad voor verwoesting te behoeden. Het stadbestuur antwoordde dat men de stad naar vermogen tegen alle vijandelijke agressie zou verdedigen.
Toch gaf de stad Deventer zich over en hier en in andere steden bracht de bisschop van Münster aan de katholieken van Overijssel de verloren vrijheid terug en deed hen de ontnomen kerken weer inruimen. Voor Cornelis betekende het dat hij in 1672 weer zitting kreeg in de ridderschap tot zijn overlijden in 1674. Hij maakte echter het bestand tussen de bisschop van Münster en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niet meer mee. Daarna werd voor de katholieken opnieuw voor lange tijd het leven bemoeilijkt.
Na 1677
Zijn zoon Willem Frans verkocht de havezate in 1677 aan majoor Jan Doys. Na Doys’ dood verkocht zijn weduwe het in 1679 aan majoor Arend Christoffel van Coeverden. De protestantse Van Coeverden kon als nieuwe eigenaar van de havezate Rande met zijn oude rechten weer zitting nemen in de Staten van Overijssel. Of dat ook het einde van de schuilkerk betekende is onbekend. Wel stond bij de verkoop van de havezate in 1928 in het veilingboekje vermeld dat er een Mariabeeldje en drie houten banken in de toren aanwezig waren.
Tijdens de afbraak van landhuis Oud Rande in 1964 waren deze banken nog steeds aanwezig maar zijn daarna helaas verloren gegaan. Het Mariabeeldje is ook verdwenen, maar de toren – nu een rijksmonument – staat nog fier overeind.