In de Middeleeuwen bestond het grootste deel van de inwoners van de gemeente Weerselo uit landbouwers en veetelers. Zij woonden op eenvoudige boerderijen en bewerkten kleine stukken landbouwgrond en weilanden. Op deze wijze probeerden ze een schamele kost bijeen te schrapen. Het grootste deel van de Twentse grond was nog woest. Belangrijk om te weten is dat de boeren geen eigenaar waren van grond en boerderij. Ze waren horig. Dit was een stelsel met veel plichten, maar ook rechten. Ze waren niet vrij in doen en laten, maar bezaten toch een relatief grote bestaanszekerheid. Gezien de situatie in die tijd waren ze daar tevreden mee. De horigheid hield in Twente nog stand tot begin van de 19de eeuw. Dat hield in dat een boerderij en haar gronden, een goed genoemd, in het bezit was van een instelling, die het als een bron van inkomsten zag. Deze instelling kon van alles zijn. De belangrijkste bezitter in Twente na het jaar 1000 was de bisschop van Utrecht. De horigheid was onlosmakelijk verbonden met het grootgrondbezit. Omdat het bezit van de bisschop in Twente omvangrijk was, werd het vanuit zeven bisschoppelijke hoven bestuurd. Maar er waren ook boerderijen die eigendom waren van een klooster, een kerk of ridderschap.
Ontstaan hofhorigheid
De komst van de christelijke godsdienst leidde rond het jaar 800 tot de oprichting van kloosters. Door schenkingen en aankoop kwamen die in het bezit van vele goederen. Het bezit breidde uit en zo werd de bisschop van Utrecht, in het bijzonder in Twente, eigenaar van een groot aantal goederen. De oudste vermeldingen hierover vinden we in bisschoppelijke rekeningen uit de 14de eeuw. Maar de macht van de bisschoppen nam in de 16de eeuw af. Er was regelmatig strijd met hertog van Gelre en onder druk van de bevolking droeg Hendrik van Beieren, de bisschoppelijke landsheer, uiteindelijke de wereldlijke macht in 1528 over aan Karel V. Rond 1600 wisselden de machtsverhoudingen nogal eens. De Staatse en Spaanse overheid hadden het in Twente beurtelings voor het zeggen. Veel boerderijen werden in die periode verwoest of bleven jaren ongebruikt. Gevolg: armoede en onrust bij de bevolking.
Hofrecht
De rechten en plichten van de hofhorige boeren zijn in 1546 op schrift gesteld. De horigen waren gebonden aan de door hen bewerkte grond en in ruil voor het gebruik en bewoning van de boerderij had de eigenaar recht op een deel van de oogst en het laten verrichten van allerlei diensten. Daarnaast waren de horigen ook geld of goederen verschuldigd bij familiezaken zoals sterven en huwelijk. Geregeld werden extra belastingen geheven met als doel de instelling te onderhouden en oorlogen te kunnen voeren. Dankzij enkele bewaard gebleven overzichten van deze belastingen krijgen we een aardig beeld van de staat van de boerderijen en het leven van de bevolking in de gemeente.
Domeingoederen
Boerderijen die in eerste instantie eigendom waren van de bisschop, later werden overgedragen aan de keizer en uiteindelijk na een onduidelijke periode rond 1600 in handen kwamen van de Staten van Overijssel, heten domeingoederen. Ze zijn geïnventariseerd en van elk goed is een mooie overzichtskaart gemaakt. Na de Franse overheersing vervielen deze domeingoederen aan de Nederlandse overheid, die ze publiekelijk ging veilen om de staatsschuld af te lossen. Op deze wijze konden de boeren, na vele eeuwen lang horig te zijn geweest, eigenaar worden van hun boerderij en goed. De gemeente Weerselo telde in totaal 22 domeingoederen, behorende tot de hoven te Ootmarsum (1) en te Oldenzaal (21).
Erve Hilbert in de marke Lemselo
Nemen we als voorbeeld erve Hilbert in de marke Lemselo. Dit erf behoorde tot de hof Oldenzaal. In 1475 werd dit erve, een bezit van de bisschop van Utrecht, belast met twee schilden. Zij betaalden drie gouden Rijnse gulden. Na de afzwering van het Spaanse gezag een provinciaal bezit geworden, "toebehorende de hoicheit". In 1601 lag het erf woest of ongebruikt. In 1602 is de omvang beschreven: "4½ mudde, waervan 3½ scepel gebruyckett, 1 dachmaet hoylandes en deel gebruycket werden". Het domeingoed is in periode 1770-1790 beschreven en getekend. Het erve had toen 18.91 herenmudden zaailand, 7.63 dagwerken groenland, aan poot- en woeste grond maar 1.38 dagwerken en geen vrije grond. Nog steeds ligt de boerderij op dezelfde plaats aan de Hilbertweg en wordt nu bewoond door de familie Lansink.