Maar bijvoorbeeld voetballen op het ongelijke gras van de Turfmarkt was om moeilijkheden vragen. Velen beschouwden het als een zedeloze uitspatting van de gegoeden en daar hield een strenge overheid dus een waakzaam oog op. (…) Toen ZAC-ers in 1893 hun spelletje gingen vertonen, in trui met sjerp, baret op het hoofd en een strakke kuitbroek in hoog schoeisel, waren zij niet zelden het mikpunt van spot en hoon. [Bosch, W. van den, Honderd jaar Zwolle, de Zwollenaren en hun sport (1992)].
In de 19de eeuw was het op schaatsen en zwemmen na, tamelijk ongebruikelijk aan sport te doen. De grote massa had er ook domweg geen tijd voor, de strijd om het bestaan vulde de hele dag. Vanaf de jaren zeventig drong echter in "de betere milieus" het besef door dat beweging goed was voor de gezondheid. Mooi voorbeeld is de oude gymnastiekvereniging T.H.O.R. uit Kampen, waarvan de naam staat voor "Tot heil onzer ribbenkast". Veel sporten uit deze beginjaren behoren nog steeds tot de klassiekers zoals zwemmen, turnen, atletiek en voetbal. Die laatste sport is uit Engeland komen overwaaien.
De volgende stap was het oprichten van sportverenigingen. Zwolle ging, ook landelijk gezien, voortvarend tewerk. In relatief korte tijd werden clubs opgericht die tot de oudste van ons land behoren. De eerste was de Zwolsche Gymnastiek Vereeniging (ZGV) van 1877. Daarna volgden de Zwolsche Roei- en Zeilvereeniging (ZRZV) in 1887, het Zwolsch Schaakgenootschap (ZSG) in 1892, de Zwolsche Athletische Club (ZAC) in 1893 en Bad- en Zwemvereeniging het Zwartewater (tegenwoordig Swol 1894) in 1894. Al deze verenigingen bestaan nog steeds, al heet ZGV tegenwoordig Kwiek en Lenig.
De Zwolsche Athletische Club (ZAC) werd op 1 oktober 1893 opgericht door Pim Adrian, een tijdelijk in Zwolle wonende scholier. Hoewel later het accent vooral op voetbal kwam te liggen, beoefenden de ZAC'ers de eerste jaren vele soorten sporten, zoals atletiek, gymnastiek, schermen, cricket, schieten, schaatsen en wielerpolo. Met die laatste sport, een soort voetbal op de fiets, gaf de vereniging demonstraties in de Buitensociëteit. De bal moest met één van de wielen in het doel getikt worden. Ook waren er demonstraties figuurrijden, uitgevoerd door acht rijders, eerst alleen mannen, maar later ook gemengd. Ook andere Zwolse verenigingen waren actief in het propageren van hun sport. Zij probeerden ook vrouwelijke leden te werven. Zo organiseerde de Zwolsche Gymnastiekvereniging demonstraties van turnende dames, die oefeningen met stokken deden, aan de ringen hingen, of oefeningen uitvoerden aan de horizontale ladder en op de zweefmolen.
Jarenlang voetbalde ZAC op verschillende terreinen in Zwolle. Zo speelden de voetballers de eerste jaren vaak op de Turfmarkt, waarbij ze hun doelpalen tegen een kleine vergoeding opsloegen in het huisje van de sluiswachter van de Menistensluis. Andere terreinen waren de tegenwoordige hertenkamp in park Eekhout, een terrein bij het Engelse Werk, de schietbaan aan de Meppelerweg, de Hanekamp en de Paaswei bij de Spoolderberg. Dankzij Jasper Warner, de eerste voorzitter van de vereniging, kreeg ZAC in 1911 als eerste Zwolse sportvereniging een eigen sportpark aan de Oude Veerweg. Dat voetbalveld, met overdekte houten tribune, was bekend in heel Nederland. Er vonden zelfs interlands plaats, zoals in 1912 toen Nederland met 5-5 gelijkspeelde tegen Duitsland. Tegenwoordig speelt ZAC op Sportpark Jo van Marle aan de Landsheerlaan. Het park is genoemd naar Jo van Marle, die vanaf 1953 vele jaren voorzitter is geweest en die binnen de KNVB en de UEFA belangrijke bestuursfuncties heeft bekleed.
Rond 1900 ontwikkelde de sportbeoefening in Nederland zich in snel tempo. Tussen 1900 en 1910 steeg het aantal sporters in Nederland van 30.000 naar 60.000. Heel geleidelijk kregen meer bevolkingsgroepen de behoefte en de gelegenheid aan sport te doen. Toch was voetbal nog lang geen volkssport. Rond 1900 kwam maar liefst 95% van de geselecteerde spelers voor het Nederlands elftal uit de betere milieus, 4% uit de betere middenstand, en 1% uit de arbeidersklasse.
Onverbrekelijk met ZAC verbonden is de voetballer Beb Bakhuys. Hij wordt nog steeds genoemd als één van de beste Nederlandse voetballers ooit. In 1928 werd hij voor het eerst geselecteerd in het Nederlandse elftal. Op het moment dat zijn uitverkiezing bekend werd gemaakt, bevond Bakhuys zich in de Buitensociëteit voor een filmvoorstelling. Er barstte een donderend applaus los en Beb werd op de schouders gehesen. Tussen 1928 en 1936 scoorde hij 28 keer in 23 interlands. Met name zijn doelpunt met een zweefduik op 11 maart 1934, tijdens een interland tegen België, is legendarisch (de welbekende "snoekduik van Beb Bakhuys"). ZAC werd in 1928 kampioen van de Oostelijke Eerste Klasse. In de strijd om het algehele kampioenschap van Nederland eindigde ZAC vervolgens op de vierde plaats.
In de loop der jaren bleven van de vele sporten die bij ZAC bedreven werden, alleen het voetbal en basketbal over. Na de Tweede Wereldoorlog behoorde ZAC met PEC, Zwolsche Boys en Be Quick tot de bekendste voetbalclubs in Zwolle. Elke club had zijn eigen achterban al naar gelang de maatschappelijke achtergrond van de leden. Door de invoering van het betaald voetbal kwam ZAC minder in de belangstelling te staan. Toch had en heeft de club nog steeds een bloeiend verenigingsleven. Een uiting daarvan is bijvoorbeeld de jaarlijks georganiseerde ZAC-revue, die een begrip werd in Zwolle. De vereniging is nog steeds zeer actief, ook al speelt het eerste elftal landelijk gezien geen rol van betekenis meer.