Honderden pioniersgezinnen uit alle delen van het land trokken na 1930 naar de drooggevallen Wieringermeerpolder, een nieuwe toekomst tegemoet. Eén van die gezinnen is in brons gevangen in het pioniersmonument in Slootdorp. Naast een kleine jongen op een boerenpaard, kijkt een vader met de hand boven zijn ogen hoopvol uit over het nieuwe land. Achter hen blikt de moeder met kindje op de arm nog stilletjes achterom. Het werk van beeldhouwer Rob Houdijk werd bij de viering van het 75-jarig bestaan van de polder in 2005 onthuld door koningin Beatrix.
De Wieringermeer werd drooggemalen als onderdeel van de Zuiderzeewerken en was met zijn strikt lineaire landschap van meet af aan bedoeld als modelpolder. Alleen zorgvuldig op werklust en netheid geselecteerde gezinnen kregen toestemming zich er te vestigen - alsof de ontwerpers het vooroorlogse opvoedingsideaal van 'rust, reinheid en regelmaat' speciaal van toepassing hadden verklaard op de inrichting van het nieuwe land en zijn bewoners. De staat gaf als grondeigenaar de percelen land in pacht uit. De kolonisten kwamen te werken onder de Directie Zuiderzeewerken en naderhand onder de Directie Wieringermeerpolder. De eerste tijd kon er nog nauwelijks geboerd worden. Niet minder dan 600 miljoen m3 water hadden de moderne gemalen Lely bij Medemblik en Leemans bij Den Oever weggepompt, maar er was nog heel wat werk te verzetten met de schop, terwijl ook de verzilting problemen gaf. Slootdorp, aanvankelijk Sluis I geheten, was het eerste kolonistenkamp.
Voor de inrichting van de polder bedacht de Delftse hoogleraar bouwkunde M.J. Granpré Molière een rationeel architectonisch plan. Volgens zijn ontwerp zouden er dertien woonkernen en buurten komen, verbonden door een stelsel van wegen en vaarten. Van de kernen werden er naast Slootdorp maar twee gerealiseerd: Middenmeer en Wieringerwerf. Het vierde, Kreileroord, dateert uit de jaren '50. Katholieke, hervormde en gereformeerde kolonisten kregen, als afspiegeling van het verzuilde Nederland, in ieder van de dorpen hun eigen kerk en schooltje. Mede door de economische crisis van de jaren '30 was er voor grote bouwkundige experimenten en romantiek in de polder geen plaats. De professor was daarbij meer een traditionalist dan een vernieuwer. Boerderijen werden opgetrokken in vijf standaardtypen, geschikt voor verschillende bedrijfsvormen. Nieuw was alleen de toepassing van systeembouw en prefabconstructies, die een snelle bouw mogelijk maakten. De uiteenlopende herkomst van de kolonisten, die elkaars dialect soms nauwelijks verstonden, is nog altijd af te lezen aan de boerderijnamen, zoals Hoeve Zeeland, Martiniheerd of Nieuw Schermeer.
Van 1934 tot de opheffing door de Duitse bezetter in 1941 was bij Slootdorp een werkdorp van de Stichting Joodse Arbeid gevestigd, waar jongeren uit Duitsland en Oostenrijk die voor het opkomende antisemitisme in hun vaderland waren gevlucht, werden opgevangen. De vaak hooggeschoolde jongeren kregen in het dorp een agrarische of technische opleiding die hun kansen op emigratie naar Palestina moest vergroten. Het nog bestaande hoofdgebouw werd door hen zelf gebouwd. Eromheen lagen woonbarakken en een meubelmakerij, een timmerwerkplaats, een smederij en een bakkerij. Na de sluiting van het dorp op last van de Duitse autoriteiten, werden de 300 resterende joodse werkdorpers elders ondergebracht. Meer dan de helft werd later in de oorlog alsnog opgepakt en op transport gesteld naar de concentratiekampen. De overlevenden raakten over de hele wereld verspreid. Velen hielden tot op hoge leeftijd contact met bewoners van de Wieringermeer.