De economische bloei van de 17de eeuw hield niet aan. Langzaam maar zeker verplaatste de handel zich naar elders, vooral naar Engeland en Frankrijk, maar een deel van de nijverheid verdween ook naar bijvoorbeeld Twente. In de achttiende eeuw had de hele Republiek hieronder te lijden, maar vooral de steden in Holland, en dus ook Haarlem; met een groeiende werkloosheid en leegstand als gevolg.Maar het was niet alleen kommer en kwel. Nog steeds is te zien dat in deze periode ook grote buitenhuizen werden opgetrokken langs het Spaarne, rond de Hout en in de nabije duinstreek. Rijke Amsterdammers en Haarlemmers bouwden ze, schrijvers en dichters bezongen ze, schilders en tekenaars vereeuwigden ze.
Belangrijker nog was de opkomst van de Verlichting, het streven om zich los te maken van traditie en vooroordeel ('durf te denken!'), ook als dat zou leiden tot religieuze twijfel of zelfs het verlies van het geloof. In Nederland kreeg die Verlichting vooral vorm in de discussies binnen allerlei genootschappen, waarbij ook van belang was dat die inzichten door middel van de drukpers in allerlei lagen van de bevolking werden verspreid. Haarlem speelde daarbij een belangrijke rol.
De doopsgezinde laken- en zijdekoopman Pieter Teyler van der Hulst wist een fabelachtig vermogen bijeen te brengen. Hij liet dat ook ten goede komen aan de gemeenschap. Hij hernam een oude traditie en stichtte een hofje voor arme en oude stadsgenoten, het Teylers Hofje met het imposante voorgebouw aan het Spaarne. Bovendien richtte hij twee wetenschappelijke genootschappen op, ter bestudering van de natuur en ter verspreiding van de Verlichting, waarvan het nog bestaande Teylers Genootschap de bekendste is. Maar zijn belangrijkste roem zou hij vergaren door bij testamentaire beschikking zijn omvangrijke verzamelingen aan boeken, penningen, prenten, tekeningen, opgezette vogels, fossielen en natuurkundige instrumenten onder te brengen in een museum. Teylers Museum opende in 1784 zijn deuren en was daarmee het oudste museum op het Europese vasteland. Het museum is nog steeds in vrijwel originele staat te bewonderen.
Met de Haarlemse Izaak Enschedé (1681-1761) begon in de vroege 18de eeuw de grote bloei van een drukkersbedrijf, dat eeuwenlang van vader op zoon werd voortgezet. Zij verkregen in 1737 de rechten voor het drukken van de Opregte Haarlemsche Courant, een krant die als buitengewoon betrouwbaar in de berichtgeving werd beschouwd. Voor de continuïteit van het bedrijf was het belangrijk dat het de opdracht verwierf voor het drukken van geldswaardige papieren (bankbiljetten, effecten, later ook allerlei soorten identiteitspapieren), waarmee deze firma internationaal een grote reputatie heeft gekregen.