De Kanaalgravers van Keldonk

Zuid-Willemsvaart brengt welvaart in de Meierij

Tijd van burgers en stoommachines

In het dorpje Keldonk staat een bijzonder beeld. Het is een man met een schop in zijn hand. Het is net of hij het zand met zijn schop de lucht in gooit. Zijn naam is "De Kanaalgraver". De kanaalgravers waren vreemdelingen. Ze kwamen met hun schop en groeven met de hand de Zuid-Willemsvaart. Dankzij dit kanaal werd onze regio makkelijk bereikbaar. Mensen wilden graag in de buurt van het kanaal gaan wonen en werken. En dat allemaal dankzij Koning Willem I.

Lodewijksvaart

In 1798 maakte de regering een plan om het riviertje de Aa uit te diepen. Je kon het dan gebruiken als kanaal. Tien jaar lang gebeurde er niets. Toen Koning Lodewijk Napoleon in 1808 op bezoek kwam, begonnen de Veghelaren er weer over. Ze vroegen of ze het riviertje Lodewijksvaart mochten noemen. Koning Lodewijk Napoleon was vereerd en stemde toe. Maar in 1810 werd de koning afgezet. De plannen om de Aa te kanaliseren gingen niet door.

Koning Willem I

Willem I werd in 1815 koning van Nederland. Hij vond het belangrijk dat er veel handel was in Nederland. Dat was goed voor de economie. Willem I liet tussen Noord- en Zuid-Nederland kanalen aanleggen. Over die kanalen kon handel gedreven worden.

De Zuid-Willemsvaart

Tussen 1822 en 1826 werd de Zuid-Willemsvaart gegraven. Het is een kanaal tussen Den Bosch en Maastricht. Dankzij het kanaal konden schepen sneller op en neer varen. Ze hoefden niet meer over de rivier Maas te varen. In 1826 was het hele kanaal klaar. Het is dan 122,5 kilometer lang, 10 meter breed en ruim 2 meter diep. Aan beide zijden van het kanaal kwam een jaagpad om de schepen vooruit te trekken met mensen ("teugelers") of paarden. Het oostelijke jaagpad langs het kanaal is nu een verkeersweg: de Rijksweg van Helmond naar Den Bosch.

De Keldonkse kanaalgraver

Honderden arbeiders groeven het kanaal met de hand uit. Veel van hen kwamen niet uit onze regio, maar uit Luik en de veenkoloniën in Drenthe. Het was vreemd volk dat "kanaalgravers" genoemd werd. Je kon maar beter uit hun buurt blijven. Ze leefden onder slechte omstandigheden in keten, tenten en woonwagens. Ze dronken te veel sterkedrank. In Keldonk staat het beeld dat aan de kanaalgravers herinnert. Een deel van de inwoners van Keldonk zou afstammen van de kanaalgravers.

Een eigen haven

De Veghelaren groeven in 1826 een havenkanaal tussen het dorp en de Zuid-Willemsvaart. En dat was precies wat koning Willem I wilde. Vanaf die tijd vestigden veel handelaren, koop- en ambachtslieden zich in Veghel. Veghel werd een levendig en rijk dorp. Ook in Schijndel wilden de mensen graag een eigen haven. In 1872 werden plannen gemaakt. Ze werden niet uitgevoerd. In plaats daarvan kreeg Schijndel een los- en laadplaats die met een verharde weg (De Steeg) met het dorp verbonden werd.