Een poppenkast
De protestanten vonden de katholieke kerk een poppenkast. Er waren veel altaren en heiligenbeelden. Er was veel bijgeloof. Dat is het geloven in dingen die niet in de Bijbel staan, bijvoorbeeld het vereren van heiligen.
Sint-Cornelius in Boerdonk
Een korte tijd na 1483 werd er in Boerdonk een kapel gebouwd. Het was een kapel voor Sint-Cornelius. Hij was volgens de katholieken een heilige. Sint-Cornelius had een hoorn in zijn hand. Je kon hem hulp vragen om het hoornvee te beschermen. Hoornvee is vee met horens. Bijvoorbeeld koeien.
Een verstopplek
In 1648 kwamen alle kerken en kapellen in de Meierij in handen van de protestanten. De kapel in het afgelegen Boerdonk niet. Daar mochten de katholieken hun godsdienst blijven beoefenen in hun kapel, als ze die maar zelf onderhielden en wat geld betaalden aan de regering. Pastoor Van der Meersche zou er heel kort de relieken, de overblijfselen, van Sint-Oda uit Sint-Oedenrode verstopt hebben.
Bijgeloof
In 1755 grepen de protestanten in. Ze beweerden, dat de kapel van Boerdonk werd gebruikt voor bijgeloof. Dat mocht niet! De kapel werd stiekem gebruikt om te bidden tot Sint-Cornelius. Dirkske Jan Frensen was een gelovige vrouw. Ze blies op een koehoorn en riep de Boerdonkenaren op naar het Corneliuskapelletje te komen. Ook werden er kaarsjes gebrand. Dat mocht niet!
Veepest
Er was in die jaren veepest geweest. Een ziekte waar de koeien aan dood gingen. Het vee was belangrijk. De boeren kwamen bidden in Boerdonk om hun koeien te redden. Dat was volgens de protestanten bijgeloof. Het schuurkerkje moest dicht.