De nacht waarin de Duitsers de grens overtrokken begon er voor mij mee dat m'n moeder zó hard op m'n slaapkamerdeur bonsde dat deze bijna uit de scharnieren sprong. Ze was volkomen overstuur en kon eigenlijk maar één zin uitbrengen: "Ze zijn er! De moffen zijn er!" [Louwen, J., Zwolse herinneringen aan de jaren 1938-1945 (Zwolle 2000)].
De dreiging van een naderende oorlog in Europa ontging weinig
Zwollenaren in de eerste maanden van 1940. Met de inval van Polen
op 1 september 1939 had Duitsland zijn offensieve bedoelingen
duidelijk gemaakt. 1 maand eerder al had de Nederlandse regering
het leger gemobiliseerd. Maar de gedachte was dat Duitsland bij een
eventuele oorlog Nederland wel zou ontzien, omdat ons land net als
tijdens de Eerste Wereldoorlog een neutrale politiek voerde. Van
grote politieke onrust in de stad was geen sprake: de NSB-aanhang
in Zwolle was lager dan het landelijke gemiddelde. Bij de
verkiezingen voor de Provinciale Staten van 1939 stemden slechts
684 Zwollenaren op de NSB, dat is 3,26% van de in Zwolle
uitgebrachte stemmen.
De meeste Zwollenaren maakten zich in die tijd om heel andere
dingen zorgen. De economische crisis van de jaren dertig was
nog maar nauwelijks voorbij en werk was nog steeds schaars. Een
oorlog in eigen land, laat staan in eigen stad was hooguit een
schrikbeeld voor het joodse deel van de bevolking. De joodse
Zwollenaar Nico Herschel (1915-1943) schreef in 1939 in zijn
dagboek: "Deze weken zijn vreeselijker dan het gevaar zelf, dat men
in dien tijd vreest. Juist dat wachten, die spanning (…) maakt de
mensen gek."
Maar voor alle Zwollenaren zal het moment van de inval van de Duitsers op die zonnige lentedag van vrijdag 10 mei 1940 als een volledige verrassing gekomen zijn. Al om 5 uur 's ochtends waren laagovervliegende vliegtuigen te horen, gevolgd door afweergeschut en zware explosies. Het Nederlandse leger liet, om de opmars van het Duitse leger te vertragen, de spoorbrug, de IJsselbrug en de Berkumerbrug de lucht invliegen, evenals de Schoenkuipenbrug, de Vispoortenbrug en de Kamperpoortenbrug in het centrum. Burgemeester Van Walsum maande de bevolking tot rust, maar weigerde zelf iedere medewerking aan de Duitsers, die 's middags via de Luttekestraat het centrum van Zwolle waren binnengemarcheerd. Hij werd gearresteerd en op 26 juni als eerste burgemeester in Nederland ontslagen wegens zijn anti-Duitse houding. Van Walsum werd opgevolgd door Van Karnebeek, die in 1944 werd vervangen door NSB-burgemeester Meerkamp van Embden.
In het eerste oorlogsjaar viel de druk van de bezetting mee.
Maar in de jaren daarna werd ook in Zwolle de situatie steeds
grimmiger. De meeste politieke partijen werden verboden, de
voorzitter van de Zwolse CPN werd afgevoerd naar een
concentratiekamp, de avondklok werd ingevoerd, honderden
Zwollenaren werden naar Duitsland gestuurd om werk te verrichten
voor de Arbeitseinsatz en in het laatste oorlogsjaar was
er een groot tekort aan voedsel en brandstof. In maart 1945 maakte
een kwart van de bevolking gebruik van de Centrale Keuken aan de
Nieuwe Markt. Zwolle werd overspoeld door mensen uit het westen van
ons land die hier op het platteland voedsel probeerden te
krijgen.
Maar, meest ernstige van alle Duitse maatregelen, was de
meedogenloze jodenvervolging, die al in de loop van 1940 begon.
Zwolle telde toen ongeveer 750 joden, waaronder ruim 100 joden
die uit Duitsland waren gevlucht. Tussen oktober 1942 en april 1943
werden de Zwolse joden, voor zover ze niet waren gevlucht of
ondergedoken, per trein afgevoerd naar Westerbork en niet lang
daarna naar vernietigingskampen zoals Auschwitz, Sobibor en
Mauthausen getransporteerd. In totaal kwamen 499 Zwolse joden als
gevolg van de oorlog om.
Op zaterdag 14 april 1945 werd Zwolle bevrijd door het geallieerde Canadese en Engelse leger. De eerste bevrijder van de stad was Leo Major, een Canadese verkenner van het regiment de la Chaudière. Major werd benoemd tot ereburger en bezocht Zwolle later nog regelmatig. Hij overleed op 12 oktober 2008 op 87-jarige leeftijd. Met enig geluk bleef de stad een voorgenomen artillerieaanval bespaard. Pas toen bleek dat de Duitsers al vertrokken waren, trokken de geallieerden via Assendorp en de Wipstrik naar het centrum zonder een schot te lossen. Gedurende de hele oorlog hebben ongeveer 600 Zwollenaren door oorlogsgeweld het leven verloren, waaronder bijna 500 joden.
Toen de bevrijdingsfeesten achter de rug waren, gingen de gedachten uit naar het leed van de oorlogsjaren. Het Ter Pelkwijkpark werd gekozen als plaats van herdenking. Sindsdien vindt daar elk jaar op 4 mei de dodenherdenking plaats. Die wordt voorafgegaan door een stille tocht vanaf de vroegere gevangenis, waarna bij aankomst in het Ter Pelkwijkpark 2 minuten stilte in acht worden genomen. Het oorlogsmonument werd op 5 mei 1950 onthuld. Het beeld is een ontwerp van de Zwolse beeldhouwer en schilder Titus Leeser (1903-1997). De rest van het monument is ontworpen door ir. J.H. Albarda. Centraal staat een zuil met het beeld van een menselijke figuur die zich na alle leed weer opricht. De blik is vooral op de toekomst gericht en niet op het verleden. Die gedachte wordt ook uitgedrukt door de in de muur gebeitelde woorden van de Nederlandse schrijver/dichter Victor van Vriesland, die in de oorlog onder andere in Zwolle was ondergedoken:
Gedenkt het leed, maar niet om stil te staan.
Gedenkt de schande, maar om voort te gaan.