Zo ontstond Delfland
Drieduizend jaar voor het begin van de jaartelling werd het gebied gevormd dat nu Delfland heet. Tweemaal per dag drong de vloed ver het land in. Dikwijls stroomden de riviertjes en vloedkreken over, waardoor er zand achterbleef op de oevers. Op die hoger liggende oeverwallen gingen mensen wonen. Het land was droog genoeg om akkerbouw te bedrijven en vee te houden.
De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Maassluis komen uit de 2e eeuw voor Christus. Ze zijn gevonden bij opgravingen in wat nu Sluispolder Oost is, rond restaurant de Ridderhof. Amateurarcheologen vonden aardewerk, een barnstenen kraal en spinklosjes.
Rond het begin van de jaartelling woonden er Romeinen in deze streek. Voor het Romeinse Rijk was dit de verst weggelegen grens en daarom belangrijk. In de 3e eeuw (na Christus) trokken de Romeinen weg. Maar ze waren niet de enigen. Door een klimaatverandering viel er meer regen en waren er meer overstromingen. Daarom vertrokken ook de meeste andere bewoners.
Na het jaar 700 brak er een drogere periode aan en gingen er opnieuw mensen wonen op de hooggelegen delen van Delfland. Zij bouwden huizen op de oeverwallen van riviertjes die zelf soms al verdwenen waren. En ze legden lage dijkjes en kades aan om stukken land droog te houden voor akkers en vee.
Dijken en Luchten
Tot zover echter nog geen spoor van het latere Maassluis.
Het gebied werd in 1134 en 1164 getroffen door overstromingen. De bewoners beseften dat er betere en hogere dijken nodig waren. Vooral langs de rivieroever moest een aaneengesloten ‘Hooge Zeedijk’ komen om de polders te beschermen tegen de getijden. De stelsels van lage dijkjes en kades (die tegenwoordig nog steeds aan te wijzen zijn) werden met elkaar verbonden tot een aaneengesloten dijkstelsel. Rond 1260 was dit voltooid.
Zo was het land beschermd tegen de rivier, maar er bleef een ander probleem over: hoe komen de polders van hun overtollige regenwater af?
In de hoge zeedijk maakte men gaten, ook wel ‘luchten’ genoemd. Natuurlijke waterlopen konden zo uitstromen. De Vlaardingsevaart is er één van. De polder kreeg ‘lucht’ door het teveel aan water te spuien. De luchten waren afsluitbaar door schuiven.
Maar de afwatering via de natuurlijke waterlopen bleek niet voldoende. In 1298 werd op advies van graaf Floris V het Hoogheemraadschap van Delfland ingesteld om de waterhuishouding te regelen. Het Waterschap gaf opdracht om vanaf de Vlaardingsevaart extra afwateringskanalen te graven.
En zo ontstond Maaslandsluis
Hier begint het verhaal van Maassluis met zijn vlieten en sluizen. Omstreeks 1330 zijn de Zuidvliet en de Noordvliet aangelegd door de ambachten Wateringen en Monster. Een ambacht was een rechtsgebied rondom een dorp, waar de ambachtsheer het voor het zeggen had, ook op het gebied van de rechtspraak. De ambachten Naaldwijk, Voorburg en Maasland lieten rond 1380 gezamenlijk de Boonervliet graven. De eerste bewoners die zich bij de luchten of sluizen vestigden waren sluiswachters en vissers. Rond de Monstersche Sluis groeide een nederzetting. Omdat de sluizen op grondgebied van het ambacht Maasland lagen kreeg de nederzetting de naam Maaslandsluis.
Maasland lag in Maassluis
In de 12e eeuw lag er een Frankische boerderij vlak achter de Hooge Zeedijk, in de buurt van het huidige Willem Pijperplein. Deze was omringd door afhankelijke kleinere boerderijen en in de onmiddellijke nabijheid moet ook een (houten) kerk hebben gestaan. Deze nederzetting moet het oorspronkelijk dorp Maasland zijn geweest.
Bij overstromingen in de twaalfde eeuw is deze nederzetting geheel weggespoeld; er is nooit iets van teruggevonden. De weggevaagde dijk is later noordelijk om het gevormde stroomgat opnieuw aangelegd en vormt sindsdien ter plaatse een sterke knik. Die knik heet vanouds Koningshoek.
Het dorp Maasland is na 1164 op de huidige plaats opnieuw gebouwd.