De Oosterkerk
naar een smeltkroes van levensovertuigingen
De katholieke herleving vanaf het midden van de negentiende eeuw was omstreeks 1900 op haar hoogtepunt. Het kerkelijke leven toonde zich duidelijk aan het publiek in de vorm van trotse nieuwe gebouwen. Oude kerken werden vervangen door grootse nieuwbouw, kloosters verrezen en onderwijs en gezondheidszorg kwamen in religieuze handen terecht.
Echter, met de komst van steeds meer niet-geboren of getogen Eindhovenaren, ten gevolge van de groei van het Philipsconcern, nam het aandeel van de katholieken op de totale bevolking geleidelijk af: in 1930 bedroeg die 78%. Desalniettemin kende de katholieke kerkelijke organisaties een voortdurende groei. Met de uitbreidingen van de stad liepen bijvoorbeeld de stichting van nieuwe parochies en kerken parallel.
De neutrale houding van Philips was de geestelijkheid een doorn in het oog. Neutraliteit werd gezien als het voorportaal van het socialisme en communisme.
De herbestemming of afbraak van kerken staat symbool voor de achteruitgang van het traditionele geloven, vooral onder het katholieke volksdeel. Alleen in het onderwijs is de katholieke zuil zeker in naam - nog altijd prominent vertegenwoordigd. De godsdienstige dynamiek wordt goed geïllustreerd door het kerkgebouw aan de Fazantlaan, dat eerst gereformeerde kerk, vervolgens moskee en na afbraak van de Villaparkkerk katholiek werd.