Ongetwijfeld heeft de trots op het eigen land en de eigen Republiek de landschapskunst positief gestimuleerd. Feit is dat in inventarissen uit de 17de eeuw schilderijen van landschappen verreweg het meeste voorkomen. In het rijke Holland waren schilderijen een populair luxe-artikel, waar druk in gehandeld werd. Veel schilders konden van hun werk leven. Er is berekend dat er in deze tijd tussen 1 en 5 miljoen schilderijen zijn gemaakt. Kunstenaars konden in opdracht werken, maar het merendeel van de schilderijen werd verhandeld in de eigen schilderswinkel, de kunsthandel, op veilingen, tijdens kermissen of via loterijen. De markt bepaalde grotendeels wat er geschilderd werd en zelfs tot op bepaalde hoogte in welke stijl. De smaak was aan mode onderhevig. De marktwerking zorgde voor grote concurrentie onder de kunstenaars. Dit werkte de innovativiteit en productiviteit van kunstenaars zoals Jan van Goyen in de hand. De wedijver tussen de kunstenaars onderling (emulatie) en het overnemen van elementen uit eigen en elkaars werk (imitatie) zorgde voor een interessante dialoog. Landschappen van Jan van Goyen waren bij de burgers van Holland in de Gouden Eeuw zeer in trek. De naam van Jan van Goyen komt in diverse steden naar voren in de top 10 bij inboedels en veilingen. De populariteit van Jan van Goyen is daarnaast nog af te lezen aan de grote hoeveelheid schilderijen die te boek stonden als ‘School van’ Jan van Goyen. De prijs van zijn werken varieerde en was onder meer afhankelijk van de hoeveelheid tijd die het gekost had het schilderij te maken (arbeidstijd) en het soort pigmenten dat gebruikt was (materiaalkosten).
Jan van Goyen leerde het schildersvak in Leiden. Hij had diverse leermeesters, onder wie Willem Gerritsz en Isaac van Swanenburg en de glasschilders Cornelis en Hendrick Clock. Later ging hij in de leer bij de Haarlemse landschapsschilder Esaias van de Velde. Aanvankelijk werkte Van Goyen in Van de Veldes levendige stijl, maar vanaf omstreeks 1627 schilderde hij meer monochroom. Net als Salomon van Ruysdael werkte Van Goyen vooral in groen- en grijstinten. Van Goyen was een van de meest producerende schilders in de 17de eeuw.
Jan van Goyen schilderde in zijn atelier. De landschappen zijn niet ‘naer het leven’. Van Goyen maakte tochten langs de Rijn naar Bentheim in Westfalen, naar de Zuidelijke Nederlanden en in de omgeving. Tijdens deze tochten schetste hij het Hollandse landschap en de bebouwing. Met name ruïnes, bomen, rivieren, open water, oude kerken, boerderijen, simpele dorpskernen en volksvertier waren bij hem in trek. De vele nieuwe Buitenhuizen aan de Vliet konden niet op zijn warme belangstelling rekenen. In zijn atelier verwerkte hij deze schetsen in schilderijen, waarbij soms onderdelen bij elkaar geplaatst zijn die in de werkelijkheid op andere plaatsen te zien waren. Dit schijnbaar realisme is typerend voor de barokke schilderkunst. Al te drastische ingrepen in de topografie werden vaak vermeden. Kerken of gebouwen konden in het beeldvlak gespiegeld of gedraaid zijn, maar bevonden zich grosso modo wel op dezelfde plek.
Subgenres van het landschap, waarmee Jan van Goyen zich heeft bezig gehouden zijn het duinlandschap, het riviergezicht, het panoramisch vergezicht, open wateren (marine), boomportretten, winterlandschappen en het stadsgezicht.
Het stadsgezicht maakte vanaf 1650 een enorme bloei door en vindt een absoluut hoogtepunt in ‘het Gezicht op Den Haag vanaf het Zuidoosten’ (1651), een ongekend groot werk van bijna vijf meter breed, dat als ode was aan het mooiste dorp van de Republiek en voor het stadsbestuur werd gemaakt. Het is het grootste schilderij dat Jan van Goyen heeft geschilderd en behoort tot de omvangrijkste stadsgezichten van de Gouden Eeuw. Het Haagse stadsbestuur betaalde Van Goyen indertijd 650 gulden voor deze opdracht, een aanzienlijke som geld. Het origineel is in het Haagse Historisch Museum te zien. In het Jan van Goyenhuis (onderdeel Buitenmuseum) is een kopie aanwezig. Het Jan van Goyenhuis, Paulus Potterhuis en het Van Balckeneynde Huis zijn op dit schilderij prominent aanwezig. De trots op het landelijk gelegen Den Haag is in een oogopslag duidelijk. Het werk werd drie jaar na de Vrede van Münster geschilderd. Door het Verdrag van Münster (1648) dat tussen Spanje en de Republiek der Verenigde Provinciën werd gesloten kwam een einde aan de Tachtigjarige Oorlog en werd de Republiek als soevereine staat erkend. Dit zal nog een extra stimulans zijn geweest voor de populariteit van het genre landschappen.
Jan van Goyen was de schoonvader van Jan Steen. Zijn vrouw, Margriet van Goyen kennen we als een van de acteurs op zijn genreschilderijen, waar ook Jans eigen kinderen, de kleinkinderen van Jan van Goyen op te zien zijn. De vijf jaar die Jan Steen in Den Haag doorbracht zijn nauw verbonden met het Jan van Goyenhuis.
Het Haagse oeuvre van Jan van Goyen: zo'n 25 jaar
Van Goyen is actief als schilder vanaf 1620. Hij werkte voornamelijk in Den Haag, maar ook in Leiden, Hoorn, Frankrijk en Kleef (bron RKD). Volgens de kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken vestigde hij zich in 1631 in Den Haag.
‘Hy kwam te trouwen en bleef van toen af te Leiden de Konst oeffenen tot den jare 1631. Wanneer hy om eenige reden met ‘er woon naar ’s Gravenhagen vertrok, daar hy ook gestorven is in ’t laatst van Grasmaand 1656.’
Het Haagse oeuvre beslaat dus 25 jaar (1631-1656). Het is over de hele wereld verspreid. Aangezien het hier om ongeveer 25 jaar schilder- en tekenkunst gaat is het te aanzienlijk om hier te publiceren.
Leerlingen van Jan van Goyen waren Nicolaes Berchem en Herman Saftleven II.