Wie vanaf de kant van Markelo Goor binnenrijdt, heeft niet de indruk zich over een dijk voort te bewegen. Toch stond het tracé vanaf even oostelijk van het voormalige tolhuis tot aan bakkerij Nollen (tussen Spoorstraat en Schoolstraat) eeuwenlang bekend als de Goorse Bandijk. In 1248 was de laatste graaf van Goor door de bisschop van Utrecht verdreven en kwam Goor rechtstreeks onder diens rechtsgebied (ban). De bisschop nam periodiek zijn intrek op de burcht aan de noordoostelijke rand van Goor, maar kon deze plek zeer moeilijk bereiken vanwege het moerassige (goorse) gebied. Daarom liet de bisschop een dijk aanleggen waardoor hij met droge voeten zijn regionale bestuurscentrum kon bereiken. De dijk, die rond 1280 zal zijn aangelegd en als één der eerste waterstaatkundige werken in Overijssel kan worden beschouwd, was zo hoog dat het water er niet overheen kon spoelen en zo breed dat twee wagens elkaar konden passeren.
Onderhoud voor de onderdanen
De onderhoudsplicht van de dijk berustte bij een groot aantal Twentse marken, die elk een bepaald gedeelte voor hun rekening moesten nemen. Drie keer per jaar werd de dijk geschouwd. De eerste schouw vond plaats op de eerste zondag na 17 september (St. Lambertus), de volgende 14 weken later en de derde 4 weken daarna. De richter van Kedingen stelde als dijkgraaf in aanwezigheid van de burgemeester van Goor en van de gezamenlijke bandijkplichtigen een viertal vragen waarop de boerrichter van de belangrijkste marke De Lutte moest antwoorden. Die vragen gingen over het aantal personen dat elke marke beschikbaar moest stellen, over de boete ingeval van verzuim, hoe breed en hoe hoog de dijk moest blijven en welke instantie moest beoordelen wat er aan de dijk gerepareerd moest worden. Nadat de laatste vraag beantwoord was schudde de boerrichter van de Lutte een zakje noten leeg die door de aanwezige kinderen enthousiast werden opgeraapt.
Bruggen bij de vleet
Dat het een waterrijk gebied was moge blijken uit het feit dat er zich in de Bandijk, die ongeveer 1500 m lang was, vier bruggen bevonden. Die moesten worden onderhouden door de marken van wie de namen aan de bruggen werden verbonden. Zo mocht de overgang over de Regge (daar ook wel Oude Beek genoemd) bij Huize Scherpenzeel zich naast de officiële naam van Rossmansbrug ook Berghuizerbrug laten noemen, omdat daar sprake was van twee onderhoudsplichtigen, te weten Goor en Berghuizen. Ter hoogte van de huidige Van Kollaan lag de Woolderbrug. Nabij de huidige ABN/Amrobank kruiste de Bandijk de Poelsbeek en daar lag de Stoetenbrugge. Daar moesten de marken Beckum en Stepele zorgen voor een degelijke conditie van de brug. Tenslotte was er ter hoogte van de huidige Spoorstraat ook nog een oeververbinding over een kanaaltje dat zorgde voor de waterlinie rond Huis ten Blankenvoorde en daar lag de Losserdijkbrug.
Van Bandijk naar E-8
Hoewel het onderhoud in theorie goed was geregeld, kwam er in de praktijk niet al te veel van terecht. Het heeft veel kosten en inspanning gevergd om er na 1813, toen de provincie er zich mee ging bemoeien, een "klasse 1"-weg van te maken. Na de oorlog maakte de Bandijk deel uit van de E8, die tot 1974 als belangrijkste hoofdweg van Amsterdam naar Berlijn gold en de huidige Hofkernen Markelo, Goor en Delden doorkruiste.