Het is typerend voor de frisse wind die door Zwolle waaide dat de huizen niet in een traditionele bouwstijl, maar in de modieuze Jugendstil werden opgetrokken. Jonge, vooruitstrevende architecten als G.G. Post, G.B. Broekema en M. Meijerink strooiden rijkelijk met kenmerkende Art Nouveau-elementen als organische vormen, kleurrijke baksteen, glas-in-loodramen en tegeltableaus. [Hove, J. ten, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle 2005)].
Het hier uitgesproken enthousiasme over de modieuze huizen met art-nouveau-elementen slaat op de huizen in de in 1902 gebouwde Prins Hendrikstraat en de Wilhelminastraat, beide gelegen in de zich toen snel uitbreidende wijk de Veerallee. Rond 1900 verschenen in Zwolle binnen en buiten het centrum nog veel meer panden in deze stijl. De gestileerde, zwierige plantaardige motieven die de architecten gebruikten, werden in die tijd als volstrekt nieuw en zelfs als een beetje decadent ervaren. Deze stijlkenmerken staan bekend als art nouveau of jugendstil. Het contrast met de huizen en gebouwen uit de voorafgaande periode was groot. We gaan even in de tijd terug.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw kwamen er in Zwolle meer en meer inwoners bij en dus ook steeds meer woningzoekenden. Tussen 1849 en 1899 steeg het aantal Zwollenaren van bijna 18.000 tot ruim 30.000. In de binnenstad was geen ruimte meer, zodat er in de buitenwijken gebouwd moest worden. Dat was eenvoudiger geworden toen in de jaren veertig van de 19de eeuw de middeleeuwse wallen, bolwerken, muren en poorten waren afgebroken. Afgezien van de stadsgracht was er nu geen fysieke scheiding meer tussen het oude centrum en het buitengebied. Voor de arbeiders ontstond woonruimte in de Kamperpoort, in Dieze en in Assendorp.
Maar ook de beter gesitueerden hadden behoefte aan woningen. Ze
wilden de drukke binnenstad ontvluchten en vonden een rustige plek
om te wonen binnen de nog vrijwel onbebouwde ruimte tussen de
stadsgracht en het station. Voor hen geen rijtjeshuizen, maar
imposante villa's en herenhuizen. Zo ontstonden in de tweede helft
van de 19de eeuw straten als het Groot Wezenland, het Klein
Wezenland (nu Burgemeester van Roijensingel) en de Stationsweg.
Iets minder deftig waren de Emmawijk, de Willemskade en de Rhijnvis
Feithlaan.
De bouwstijl van de panden die daar verrezen volgde de mode van die
tijd. De architecten kozen meestal één van de vele neostijlen,
afgeleid van gerenommeerde bouwstijlen uit het verleden, zoals de
gotiek, de renaissance en het classicisme. Een voorbeeld van een
neoclassicistisch ontwerp uit die tijd is hotel Wientjes aan de
Stationsweg. Het oorspronkelijke gebouw, dat slechts half zo groot
was, dateert uit 1868. Het was de ambtswoning van burgemeester Van
Nahuijs (van 1867 tot 1897). Veel architecten kozen voor een
combinatie van al deze historische bouwstijlen, de eclectische
bouwstijl. Voorbeelden van de eclectische bouwstijl in Zwolle zijn
de Plantagekerk (1875), de Synagoge (1899) en de panden aan de
Burgemeester van Roijensingel.
In de jaren negentig van de 19de eeuw probeerden
kunstschilders, vormgevers, architecten en andere kunstenaars
uitdrukking te geven aan de tijdgeest, die gevoed werd door nieuwe
technieken en uitvindingen, en nieuwe inzichten over de relatie
mens en maatschappij. Moderne architecten kozen voor een reactie op
de wat streng aandoende, op het verleden geïnspireerde neostijlen.
De nieuwe bouwstijl volgens de ideeën van art nouveau was zwierig
en decoratief, alleen al door de gebruikte materialen.
Typisch Nederlands was het gebruik van gladde, helder gekleurde
stenen en de verlevendiging van gevels door tegelplateaus. Die
waren door de vele plateelfabrieken in ons land ruim voorhanden. In
de Veerallee en de Kamperpoort zijn deze tegelplateaus bijvoorbeeld
te vinden aan de gevels van de huizen in de Wilhelminastraat, de
Emmastraat en aan de Willemskade. Voor deze versieringen gebruikten
de ontwerpers vaak uit de natuur afkomstige motieven als de pauw,
de libelle, de waterlelie, het kastanjeblad, de zonnebloem, de iris
en de distel.
Voor de bouw van art-nouveauhuizen in Zwolle waren vooral de
architecten G.G. Post en G.B. Broekema van belang. Zij ontwierpen
tussen 1902 en 1907 veel panden in de hiervoor al genoemde straten.
Andere huizen in art-nouveaustijl van Post zijn onder andere te
vinden in de Oosterlaan, de Assendorperstraat, het
Assendorperplein, de Diezerstraat, de Luttekestraat en aan de Grote
Markt. Architect Broekema ontwierp art-nouveauhuizen in
bijvoorbeeld de Van Nagellstraat en de Assendorperstraat. Bij al
hun huizen gingen bouwkunst en kunstnijverheid hand in hand. Alle
onderdelen van een huis of gebouw moesten kunst zijn. De gevels
vallen op door loggia's, erkers en torentjes. Ook maakten ze veel
gebruik van smeedijzeren hekwerken, bijvoorbeeld voor de
afscheiding van een balkon.
De art nouveau is van korte duur geweest. Na 1915 koos een nieuwe
lichting architecten voor een meer functionele, emotieloze manier
van bouwen, die bekend is geworden als "de nieuwe zakelijkheid" of
het "Nieuwe Bouwen". Een voorbeeld daarvan is de voormalige
Ambachtsschool (1932-1934) aan de Hortensiastraat, gebouwd door de
architecten A. Baart en L. Krook.
Veel panden of versieringen uit de tijd van de art nouveau zijn inmiddels verdwenen, maar wie er oog voor heeft kan in de binnenstad en in de Veerallee nog voldoende voorbeelden terugvinden.