De Tweede Wereldoorlog was afgelopen. Maar voor de Nederlandse militair begon ver van huis een nieuw conflict. Indonesië wilde onafhankelijkheid en Nederland gaf die niet zomaar.
Wie in 1947 of 1948 in Batavia (het huidige Jakarta) rondreed, had grote kans daar Willem van Beek uit Sprang-Capelle op een motor tegen te komen. Vaak met Jochem van Schuppen achterop. Willem was als oorlogsvrijwilliger bij de marine ingedeeld en in augustus 1947 naar Indië vertrokken. Hij werkte daar bij de Aan- en Afvoertroepen als ordonnans en begeleider van colonnes. Ook was hij koerier en daardoor een bekende verschijning in het stadsbeeld van Batavia. Maar waarom waren die Nederlandse militairen daar?
In mei 1945 komt een einde aan de Tweede Wereldoorlog in Europa. Nederland is bevrijd. Maar dit geldt niet voor de kolonie Nederlands-Indië. In maart 1942 is deze kolonie, net als een groot deel van Azië, bezet door Japan. Pas in augustus 1945 geeft Japan zich over. Direct na de Japanse capitulatie roepen Soekarno en zijn nationalistische medestanders de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Nederland erkent de Republiek niet en zet alles op alles om Nederlands-Indië te behouden.
Nederland stuurt militairen die 'orde en rust' moeten herstellen. Dit zijn in eerste instantie mannen die zich vrijwillig voor dienst aanmelden, de zogenaamde oorlogsvrijwilligers. Maar dit blijkt onvoldoende. De regering besluit daarom dienstplichtigen te sturen. Nooit eerder waren dienstplichtige militairen overzee gestuurd. De grondwet moet er voor worden gewijzigd. In de jaren 1946 tot en met 1949 worden in totaal ongeveer 95.000 Nederlandse dienstplichtigen naar Indonesië gestuurd en ongeveer 25.000 oorlogsvrijwilligers. Hier zaten natuurlijk ook jongens bij uit Sprang-Capelle, Waalwijk en Waspik.
Gekeurd, getraind en daarna afscheid nemen om naar dat verre land te gaan. Iedereen in de straat weet dat je vertrekt. Natuurlijk komen ze op de laatste avond dat je thuis bent, afscheid nemen. Voor iedereen onwennig, want ze weten niet wat zich in Indië afspeelt. Uit verlegenheid wordt dan ook bij de laatste handdruk gezegd: "Breng je een apie voor me mee". Misschien een mislukte grap.
Meer dan twintig dagen op een groot passagiersschip naar een land met een ander klimaat en andere cultuur. Trouw brieven schrijven, want daar wordt aan beide kanten naar uitgekeken. Ook is er een mogelijkheid om een boodschap in te spreken op een grammofoonplaat. Dat gebeurt vooral voor hoogtijdagen, zoals Kerst. In Indië wordt die plaat dan weer afgeluisterd. Jan Ramsteijn uit Sprang-Capelle kan zich dat nog goed herinneren. Hij kreeg via de post een grammofoonplaat. Om die af te spelen moest een soldaat doorgaans naar een militaire tehuis. Als hij geluk had, was in de kampong een platenspeler aanwezig. Ramsteijn weet nog precies welk lied zijn vader op die plaat zong: 'Vriend, ik ben tevreden. 't Gaat mij zo ik wil'.
In Indonesië wisselen perioden van diplomatie en onderhandeling zich af met strijd. Nederland probeert twee keer om door een grote militaire inzet , de politionele acties, de kolonie weer in bedwang te krijgen. Het lukt niet. Het verzet van het inmiddels opgerichte Indonesische leger, dat een felle guerrillaoorlog voert, wordt steeds heftiger. En ook de internationale druk op Nederland loopt op. Uiteindelijk haalt Nederland onder zware druk van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties bakzeil en krijgt Indonesië eind 1949 zijn onafhankelijkheid.
Nu kan de balans worden opgemaakt. De jaren in Indonesië zijn zwaar geweest voor de Nederlandse militairen. Ze moeten veel langer dienen dan van tevoren is gedacht en de personele verliezen zijn hoog. Tijdens de bijna vier jaar durende militaire aanwezigheid van Nederland in Indonesië laten circa vijfduizend Nederlandse militairen het leven, waarvan ongeveer de helft door gevechtshandelingen en de overigen ten gevolge van ziekten en ongevallen.
Door een noodlottig ongeval overlijdt Jan van Erp op 12 april 1949 in Padang. Op 10 oktober 1949 vliegt luitenantvlieger André Brokx van Medan naar Bandoeng. Nadat het vliegtuig is opgestegen, is nooit meer iets van hem vernomen. In 1950 wordt zijn lichaam in de moerassen van Sumatra gevonden. De Waspikse gemeenschap eert en herinnert hen in namen van straten.
Nies van der Schans uit Sprang-Capelle sneuvelt op 13 augustus 1947 als zijn patrouille in een hinderlaag loopt. Hij ligt begraven op het ereveld van Menteng Pulo. In zijn geboortedorp is een straat naar hem vernoemd.
Uit Waalwijk komt Antoon F. van Hilst om het leven, op 31 juli 1947 in Tjiberer, Java. Op 27 december 1989 is een gedenkteken onthuld ter nagedachtenis aan hem. Inmiddels heeft dit gedenkteken een plaats gekregen aan de Burgemeester Moonenlaan, bij het Oorlogsmonument.
Hoeveel inwoners van de gemeente Waalwijk hebben er als militair in Nederlands-Indië gediend? Uit Sprang-Capelle zijn dat er 102, uit Waspik 53 en Waalwijk telde ruim honderd Indiëgangers.
Bijdrage: Rien Visser