Op 26 juni 1647 werd de trommelslager in Drenthe overal verplicht gesteld, om bij de wolvenjachten de wolven op te schrikken. In Hoogeveen werd hij daarna vooral ingezet om de mensen bij elkaar te trommelen voor de kerkdiensten. Er was wel een toren op de kerk, maar daar zat aanvankelijk geen klok in. Toen die klokken er wel waren gekomen, was het de trommelslager die de mensen beter wakker kon maken, dan de kleine klokken. De trommelslager was er niet alleen voor de kerk, maar hij was ook dorpsomroeper en hij werd ingezet bij brandalarm.
In het begin was de trommelslager in dienst van het kerspel (voorloper van de huidige gemeente). Hij liep ook voor de kerk, die eigendom was van de Compagnie van 5000 Morgen., Voor de zondagse roffel werd hij betaald door het kerspel. In 1840 werd de kerkelijke gemeente eigenaar van de kerk. Vanaf toen was hij helemaal in dienst van de kerk. De gemeente Hoogeveen stopte dat jaar met het laten aflezen van berichten in de kerk. De trommelslager kwam wel weer in dienst van de gemeente, maar nu als officiële omroeper. Er werd een uitgebreide instructie voor hem geschreven. De kerk bleef daarnaast ook gebruik maken van de gemeentelijk aangestelde trommelslagers.
Rond 1900 was de gemeentelijke trommelslager, vanwege overmatig alcoholgebruik, niet meer welkom bij de kerk. De kerk stelde een andere aan. De gemeentelijke trommelslager nam ontslag per 1 januari 1901. De trommelslager van de kerk liep tot 1974. Hij was toen al meer erfgoed en traditie, dan dat hij een praktische functie had. Men vond het belangrijk om dit erfgoed te behouden, zodat de trommelslager bleef. De Christelijke Muziekvereniging Wilhelmina heeft jarenlang gezorgd dat de trommelslager te horen bleef, met financiële steun van de Stichting Jonkheer Rudolph van Echten Fonds. Tegenwoordig wordt de trommelslager op pad gestuurd door de Historische Vereniging Die Luyden van 't Hooge Veene. Dit gaat in overleg met kerken, culturele organisaties of goede doelen. Niemand hoeft meer wakker te worden gemaakt. De trommelslager begroet nu de mensen met het getrommel.
In een veranderende wereld zijn er sommige zaken die verdwijnen, en andere die gekoesterd worden. Een andere kostbare traditie is die van het lawaai maken bij feestelijkheden. Dat gebeurde al in de oudheid. In Drenthe werd later bij feesten met geweren in de lucht geschoten. In 1810 maakte de burgemeester bekend dat de ouders de jongens ernstig moesten waarschuwen, want ze liepen 's avonds bij de weg en schoten met kruit. Daardoor kon gemakkelijk brand en andere ellende ontstaan. Dit kruitschieten was waarschijnlijk een voorloper van de latere carbidbus. De karspelsoldaat - voorloper van de veldwachter - moest erop toezien dat het niet meer gebeurde. De overtreders moest hij op gevoelige wijze beletten nog langer te schieten. Dat werden dus rake klappen.
Eind 19e eeuw werd carbid uitgevonden. Rond 1900 kwamen er ook steeds meer boeren die zich aansloten bij een melkfabriek. De melk ging met bussen naar de fabriek. Als je een gat achter in de melkbus maakte en er wat carbid met water in deed, bleken ze prachtig te werken voor het knallen. Je deed er een vlammetje en je kreeg een geweldige knal. Het was een waardige opvolger voor de kruitknallen van de opgeschoten jongens.
Zowel de trommelslager als het carbidschieten zijn opgenomen in de lijst van bijzondere tradities, van de Nationale Inventarisatie Immaterieel Cultureel Erfgoed. Andere zaken die we als erfgoed zien, zijn bijvoorbeeld de Drentse taal, schaapskuddes, molens, oude ambachten; eigenlijk teveel om op te noemen.