Op 1 januari 2000 werd de twintigste eeuw geschiedenis en begon de eenentwintigste eeuw. Woonden er in 1900 nog ruim vijf miljoen mensen in Nederland, op nieuwjaarsdag 2000 waren dat er volgens het CBS 15.864.000. Van hen gingen 1.598.200 kinderen naar de basisschool.
Er zijn veel soorten basisscholen, ondermeer vanwege godsdienst en levensbeschouwing. Naast het openbaar onderwijs zijn er bijvoorbeeld protestants-christelijke, rooms-katholieke, joodse, islamitische, hindoeïstische, humanistische of antroposofische scholen. In principe is het leerplan er gelijk. De lessen over geloof en levensbeschouwing zijn echter anders. Omdat geloof ook betrokken kan zijn op kleding en omgangsvormen, op rituelen en religieuze feestdagen, kunnen scholen ook daarin verschillen ten opzichte van elkaar. Ouders kiezen om hun eigen redenen een school voor hun kind. De scholieren weten zelf als de beste op welk soort school ze zitten.
Diversiteit in het onderwijs, naar levensbeschouwing of onderwijsmethodes bestond de hele twintigste eeuw. De vrijheid van onderwijs staat in artikel 23 van de Grondwet, de gelijkstelling van bijzonder onderwijs aan openbaar onderwijs werd bevochten in wat de schoolstrijd werd genoemd. Die strijd was allang beslecht, en door de ontkerkelijking zelfs bijna vergeten, toen in 1988 en 1989 resp. de eerste hindoe en islamitische basisscholen werden opgericht.
De stichting van nieuwe scholen kwam voort uit veranderingen in de bevolkingssamenstelling. Na 1945 was Nederland een emigratieland, richting Australië, Canada, de Verenigde Staten of Zuid-Afrika, terwijl immigranten vooral uit voormalig Nederlands-Indië kwamen. Vanaf begin jaren zestig kwamen door een actief immigratiebeleid gastarbeiders uit landen als Italië, Spanje, Joegoslavië, Turkije en Marokko voor werk in de Nederlandse industrie. Hun familie volgde. Ook verleende Nederland, net als veel andere Europese landen, asiel aan politieke vluchtelingen, en hief het binnen Europa zijn grenzen op.
Hierdoor nam de diversiteit van de Nederlandse samenleving in korte tijd toe. Nog pas in 1955, bijvoorbeeld, werd in Den Haag de eerste moskee in Nederland gesticht, in 2000 kent Nederland net als bij het christendom, verschillende geloofsrichtingen binnen de islam en is de minaret een bekend stadsbeeld. Het is vooral rond de nieuwe islamitische scholen dat sinds het begin van de 21ste eeuw weer een soort schoolstrijd woedt. Die weerspiegelt het heftig politieke debat over de relatie tussen samenleving, cultuur en godsdienst, dat op tal van thema's wordt gevoerd: van grote internationale politieke issues tot problemen in het dagelijks leven. Steeds keert daarbij de vraag terug wat 'Nederlanderschap' eigenlijk inhoudt. Aan dat begrip zal ook de huidige generatie jonge veelkleurige Nederlanders die nu wordt opgeleid weer invulling geven.