Na de Tweede Wereldoorlog begon de bevolking flink te groeien. Deels door de babyboom die na de oorlog optra, maar ook door immigratie. Direct na de oorlog kwamen er Molukkers naar Nederland, die deel uit hadden gemaakt van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Zij hoopten op een zelfstandige republiek binnen Indonesië. Ze werden in afwachting daarvan tijdelijk, zo dachten ze, in Nederland opgevangen. In Woerden kwamen de Molukkers terecht in militaire gebouwen aan de Utrechtsestraatweg, de Singel en in de kazerne. In tegenstelling tot elders woonden deze nieuwkomers tussen de Woerdenaren. Ze vonden werk, gingen naar school en knoopten vriendschapsbanden aan met de lokale bevolking.
Tijdens de Wederopbouw werden de door het oorlogsgeweld vernielde huizen gerepareerd en werden ook nieuwe huizen gebouwd, om de dakloos geworden oorlogsslachtoffers onderdak te bieden. In Woerden werd aanvankelijk aan de westzijde van de stad veel bijgebouwd, later ook aan de Leidsestraatweg in het zuiden en richting het noordelijk gelegen Kamerik. Daar kwam het Schilderskwartier, waar de elders ook veel gebouwde duplexwoningen werden toegepast. Dit waren kleine huizen, om de ergste woningnood te lenigen. Ze waren zo gemaakt dat later, als naar verwachting de woningnood afgenomen zou zijn, ze met een kleine ingreep tot een eengezinswoning konden worden omgetoverd.
De aantrekkende industrie kon niet voldoende goedkope arbeidskrachten vinden en ronselde werkers in het Middellandse Zeegebied, de zogenaamde gastarbeiders. Zo kwamen er groepen Spanjaarden en Italianen naar ons land, later gevolgd door Turken en Marokkanen. Rond 1970 begon Woerden met de bouw van het Staatsliedenkwartier, waar ook een aantal flatgebouwen verrees. De 20.000 inwoners van 1970 waren er tien jaar later al 24.000 geworden. Door de vestiging van meer bedrijvigheid en de trek van het platteland naar de stad, bleef Woerden groeien. Voor hen werd de wijk Molenvliet ontworpen, die gedeeltelijk op het grondgebied van de vroegere gemeente Barwoutswaarder lag. De laatste jaren zijn er aan de zuidelijke kant van Woerden, voorbij het station, opnieuw flinke woonwijken gebouwd.
De uitbreiding van Woerden valt echter in het niet bij de uitbreidingen die IJsselstein kenmerken. Ook hier werd in de jaren vijftig een nieuwbouwwijk neergezet, bestaande uit lagere flatgebouwen en eengezinswoningen. Ironisch genoeg lag deze nieuwbouw op de plek, waar in de Middeleeuwen IJsselstein ook al een stadsuitbreiding had gepland. Die was niet doorgegaan door oorlogen met Utrecht. Vervolgens werd IJsselstein een groeigemeente en werden zowel aan de west- als noordzijde grote wijken gebouwd. Ook rond het Nozemacomplex is de laatste jaren een stadsuitbreiding gerealiseerd. Dat leverde echter wel veel klachten op van ongeruste bewoners over de mogelijke slechte invloed van de straling van de zendmasten.
De dorpjes Jutfaas en Vreeswijk gingen op in een geheel nieuwe stad: Nieuwegein. De naam herinnert aan het middeleeuwse stadje 't Gein, dat daar werd gesticht door de Utrechtse bisschop maar nooit uitgroeide tot een echte stad. Dat kan van Nieuwegein niet gezegd worden, het is een van de grootste steden in de provincie en een soort satellietstad van Utrecht. Die stad kreeg later nog een andere omvangrijke stadsuitbreiding Leidsche Rijn, ten westen van Utrecht.