De turfstekers uit Veenendaal en tabakkers uit de omgeving hadden in de winter weinig werk en daarom was hier van oudsher een textielhuisnijverheid ontstaan. In de winters werd wol op grote schaal gesponnen en geweven. Gunstig was niet alleen de nabijheid van de vele schaapskudden, die de wol leverden, maar ook het schone water. Wol moet namelijk flink gewassen worden voordat het kan worden verwerkt. In de negentiende eeuw maakte de textielnijverheid in Veenendaal een enorme groei door. De wol werd steeds minder thuis behandeld: er ontstonden grote ondernemingen waar de spinners en wevers werden ondergebracht. In zulke fabrieken kon later ook gemakkelijker met stoomkracht worden gewerkt. Een stoommachine kon dan meerdere weefgetouwen aandrijven. Na 1840 groeide ook de katoenindustrie in Veenendaal.