Volgens de legende was Cunera de dochter van de koning van de Orkneyeilanden. Samen met een aantal andere Engelse adellijke meisjes (soms wordt het getal 11.000 genoemd, waarschijnlijk gebaseerd op een foute overschrijving ergens in de middeleeuwen!) vertrok ze naar Rome om daar de graven van de apostelen Petrus en Paulus te bezoeken. Op de terugweg over de Rijn werden de maagden door de woeste Hunnen overvallen en uitgemoord. Alleen Cunera overleefde het omdat een van de heidense krijgsheren, Radbod, zijn oog op haar liet vallen. Hij nam haar mee naar zijn vesting bij Rhenen. De christelijke Cunera leefde vanuit het ideaal van de naastenliefde en was al snel zeer populair. Dat maakte de vrouw van Radbod jaloers. Ze poogde Cunera in diskrediet te brengen. Toen dat niet lukte, besloot ze haar te vermoorden. Samen met een dienstbode wurgde ze Cunera met haar eigen halsdoek en begroef het lijk in de paardenstal. Toen de koning terugkeerde, weigerden de paarden de stal binnen te gaan. De koning gelastte een onderzoek en zo kwam de snode moord aan het licht. De koningin werd gegeseld en stortte zich uit wanhoop vanaf de Grebbeberg in de Rijn.
Rond het graf van Cunera vonden wonderen plaats, met als gevolg dat de bevolking vroeg om haar heilig te verklaren. Van Cunera bestaat ook een relikwie: de dwale of worgdoek. Deze bevindt zich in het Museum Catharijneconvent. Ook aan deze doek worden verschillende wonderen toegeschreven. Al vanaf de elfde eeuw worden enkele Cunerarelieken in Rhenen bewaard. Toen er wonderen gebeurden rondom deze relieken, werd de stad een bedevaartsoord. Dat begon in de veertiende eeuw. Al die pelgrims betekende handel en dat bracht de Rhenenaren veel geld in het laatje. Een gunstig gevolg van de wonderen... of misschien de oorzaak? De Reformatie maakte daar echter een einde aan.