Willibrord werd in 658 geboren in een adellijke familie in Noord-Engeland. Zijn ouders waren christelijk en de jonge Willibrord groeide in een klooster op. In 690 stak hij het Kanaal over om onder de Franken en Friezen het christendom te verbreiden. Dat was tot dan toe steeds mislukt. Daarom zocht Willibrord steun bij hofmeier Pippijn II van Herstal, de machtigste man aan het Frankische hof. Hij kreeg toestemming om zendingswerk te doen in het gebied dat Pippijn op de Friezen had veroverd.
Eerst vertrok Willibrord naar Rome. Pas na 695, toen Pippijn de Friese koning Radbod voor de tweede keer had verslagen, ging het zendingswerk echt van start. Willibrord ging voor de tweede keer naar Rome en werd tot aartsbisschop onder de Friezen gewijd, met als bisschopsnaam Clemens. Hij vestigde zich in Utrecht en bouwde een nieuwe kerk ter ere van de verlosser, de Sint Salvatorkerk.
Het oudste kerkje van Utrecht, gewijd aan Sint Maarten, was op dat moment een ruïne en werd door Willibrord herbouwd. Bij de Salvatorkerk stichtte hij een klooster.
In 714 stierf Pippijn. De Friese koning Radbod zag zijn kans schoon en begon een oorlog om zijn land terug te krijgen. Hij viel ook Utrecht binnen en verwoestte de kerken en het klooster van Willibrord. Radbod stierf in 719 en dat was het moment voor Karel Martel, de nieuwe hofmeier, om het land van de Friezen tot aan de Lauwers te veroveren. Toen was eindelijk het Friese gevaar geweken en kon Willibrord de kerken en het klooster in Utrecht herstellen. Karel Martel droeg in 723 het eigendom van al zijn goederen in en rond de burcht Trecht plus de villa Vechten over aan het klooster van Willibrord.
Als zendeling trok Willibrord veel rond en stichtte op diverse plaatsen kerken. De laatste jaren van zijn leven verbleef hij waarschijnlijk in het door hem gestichte klooster in Echternach. Hier overleed hij in 739.