Eind 1931 richtten twee ambtenaren van de provinciale griffie, Anton Mussert (1894-1946) en Cornelis van Geelkerken (1901-1976), in een zaaltje aan het Domplein een nieuwe politieke partij op: de Nationaal-Socialistische Beweging. Deze NSB was in het begin een van de vele nationalistische splinterpartijen die Nederland rijk was. De doorbraak kwam met de Statenverkiezingen van 1935 toen de NSB score van 8% haalde. In de stad Utrecht lag het resultaat ongeveer op het landelijk gemiddelde. Dat was voor Mussert een teleurstelling, omdat de nationaal-socialisten Utrecht als 'stad der beweging' beschouwden. Hun hoofdkantoor was gevestigd aan de Oudegracht (nr. 35).
Na dit succes radicaliseerde de NSB en oriënteerde zich steeds meer op het nationaal-socialistische regime dat in Duitsland aan de macht was. De electorale aanhang liep terug en de leden raakten geïsoleerd. Mussert, die net als Van Geelkerken vanwege zijn politieke activiteiten als griffieambtenaar was ontslagen, leidde tot 1940 een marginale groepering. Met de Duitse inval leek een glorieperiode voor de NSB aan te breken. Vele nieuwe leden meldden zich in de hoop op een baantje, door de oude garde spottend 'meikevers' genoemd. De partij betrok een pand aan de Maliebaan.
Mussert en zijn partijgenoten dachten in het nieuwe Nederland een belangrijke rol te kunnen spelen, maar de bezettingsautoriteiten maakten slechts gebruik van hen. Mussert, die slecht Duits sprak, werd nauwelijks serieus genomen. Na de bevrijding werd hij gevangen genomen en na een proces terechtgesteld. Andere partijleden zaten enkele jaren gevangen en bleven na hun vrijlating paria's.