Smederij Hörmann begon als een 'huis- en kachelsmid'. De kwaliteitsnorm van oprichter Pieter Hendrik Hörmann, 'prima materialen en 1e klasse afwerking onverschillig voor welk doel', bracht het bedrijf tot bloei. De eerste werkplaats was gevestigd aan de Varkenmarkt. In 1875 verhuisde de zaak naar een ruimere locatie aan de Stroosteeg. Hier werden de eerste machines ingevoerd: van driekwart PK in 1878 tot twee PK in 1887. Zes mannen en drie kinderen werkten in dat jaar in de smederij. Verdere uitbreiding was in de Stroosteeg niet mogelijk en daarom verhuisde de smederij naar de Jan Meyenstraat.
In de jaren 1887-1913 groeide het bedrijf uit tot een complex dat zich uitstrekte naar de Nieuwe Kade. Hörmann bouwde diverse bewegende bruggen voor de gemeente Utrecht en leverde het ijzerwerk voor de tunnel aan de Leidscheweg. De Jeremiebrug over de Kruisvaart is hiervan een voorbeeld. Er kwamen veel orders van buiten Utrecht. Zo bouwde Hörmann ijzeren loodsen voor de havenwerken in Amsterdam en spoorbruggen, wissels en kruisingen voor de vele Nederlandse spoor- en tramwegmaatschappijen. Deze grote orders werden direct aan het bedrijf aangeboden. Hörmann schreef slechts zelden in voor openbare aanbestedingen, omdat de orderportefeuille altijd gevuld was.
In 1918 werd besloten het bedrijf te verplaatsen naar het Merwedekanaal. Er was een terrein aangekocht van twee hectare met een eigen loswal en kranen en zelfs de mogelijkheid tot spooraansluiting. De nieuwe fabriek was nog niet in bedrijf toen de crisis toesloeg. De orders liepen flink terug en brachten te weinig geld in het laatje. De fabriek en de installatie daalden in waarde. In 1923 probeerde de fabriek tevergeefs aandelen te verkopen. Er moest worden over gegaan tot liquidatie.