Roomboterfabriek en Coöperatie

Opkomst van de industrie

De Roomboterfabriek De Vooruitgang werd in 1897 gesticht door burgemeester J.B. de Beaufort, die tot 1900 het bedrijf voor eigen rekening exploiteerde.

Daarna werd het een N.V. Van 1900 tot 1924 was J.B. de Beaufort voorzitter van de Raad van Commissarissen. De heer J. Douma werd als directeur aangesteld.

Het begon met een eenvoudig gebouw waarin alles met de hand werd gedaan.

De eerste verbouwing vond plaats in 1898 toen de eerste stoommachine werd aangeschaft.

In de eerste twintig jaar van haar bestaan breidde de fabriek zich belangrijk uit. De woelige periode van WOII heeft zij niet geheel zonder kleerscheuren beleefd. Belangrijke technische ontwikkelingen onder directeur H.J. Reussink stonden garant voor een gezond bedrijf.

Om te kunnen overleven wordt 'De Vooruitgang' in 1968 verkocht aan De Nederlandse Melkunie. Het heeft niet mogen baten. De opvolgers Visscher en Nagel konden de Vooruitgang niet voor Woudenberg behouden. Het doek valt definitief op 1 juli 1986.


Coöperatie / Boerenleenbank

Ook voor de Coöperatie en Boerenleenbank heeft J.B. de Beaufort in 1904 de eerste aanzet gegeven. De modernisering van de landbouw in de negentiende eeuw had grote gevolgen voor het platteland.

De gemeenschappelijke gronden werden na de Markenwet in 1885 opgeheven en de uitgevonden kunstmest maakte heidevelden overbodig waardoor deze werden bebost. Percelen werden door ruilverkaveling anders ingedeeld en mechanisatie en productie namen toe.

Dit alles vereiste een andere aanpak in de vorm van samenwerking tussen de boeren.

In 1909 werd de Boerenleenbank opgericht door W.H. de Beaufort, J. Douma en C.S. van Beuningen met een eerste kantoor op de hoek van de Voorstraat / Maarsbergseweg.

Op 1 januari 1913 werd de commissie van aankoop ULG samengesmolten met de Boerenleenbank tot Coöperatieve Boerenleenbak en Handelsvereniging Woudenberg-Maarn. De organisatie bestond uit 'hoeden en petten'. De 'hoeden' waren de bestuurders, die vooruitstrevend waren. De 'petten' waren de boeren, die terughoudend en vaak achterdochtig waren.

Het was even wennen, maar de 'petten' moesten later vaak de 'hoeden' gelijk geven.