Nabij de huidige grens van Maarssen en Breukelen legde men rond 1140 een dam met een sluis in de Vecht. De bedoeling was zo het opstuwende water uit het noorden tegen te houden. Het gevolg was wel, dat de grotere schepen Utrecht niet meer konden bereiken. Hun lading werd overgeslagen op kleinere boten. Op deze plek ontstond het dorpje Otterspoor.
De kastelen Nijenrode, Mijnden en Cronenburg beschermden de dam. Dat was ook wel nodig. De dam was gunstig voor Utrecht, maar veroorzaakte wateroverlast in Holland, omdat het water daar bij ongunstige wind nu nog hoger werd opgestuwd. Iedere landsheer probeerde zijn waterproblemen op te lossen, maar vaak was het effect dat het probleem slechts naar de buren werd verplaatst. Het gevolg was strijd. De graaf van Holland probeerde de dam te vernietigen en de aanwezigheid van de kastelen moest dat voorkomen.
Helaas kon de dam de grote Allerheiligenvloed van 1170 niet keren en kwamen Maarssen en Utrecht toen onder water te staan. Archeologisch zijn de resten van deze dam nooit gevonden. In de vijftiende eeuw werd wat meer noordelijk de Hinderdam aangelegd en verloor de Otterspoordam zijn functie.