In het midden van de Haarstraat staat een van de oudste en markantste panden van Heino: het Meistershuus, genoemd naar de schoolmeesters die er niet alleen lesgaven, maar ook woonden. Tot 1810 was dit de enige dorpsschool van Heino. Talloze Heinose kinderen leerden er de eerste beginselen van lezen, rekenen en schrijven. Maar tot de Franse tijd was godsdienstonderwijs onderdeel het belangrijkste onderdeel van het lesprogramma.
Vóór de Reformatie van 1581 werd het onderwijs in Heino verzorgd door de koster van de rooms-katholieke Sint Nicolaaskerk (nu de Nederlands Hervormde Kerk in het centrum). De oudste bij naam bekende schoolmeester is een zekere Nicolaas Hendrikx. Hij wordt genoemd in een kerkboek uit 1571, met de vermelding dat hij voor zijn diensten werd betaald met "negen mud weite en vrij gebruik van huis en tuin". Hij was waarschijnlijk net als zijn voorgangers en opvolgers bovendien bewoner van het Meistershuus.
De functie van schoolmeester was toen onlosmakelijk verbonden met de kerk. Een schoolmeester was meestal ook werkzaam als custos (koster) en voorzanger. In opdracht van de kerk verzorgde hij bijvoorbeeld de "kerkenspraak", het bekendmaken van doop, rouw en trouw. Tussen de bedrijven door was hij doodgraver en klokkenluider. Bovendien kondigde de schoolmeester-koster openbare verkopingen, jaarmarkten en dergelijke aan. Toen na de Reformatie de Sint Nicolaaskerk in protestantse handen overging, bleef de combinatie schoolmeester-koster gewoon bestaan. Het ambt was generaties lang in handen van de familie Van Langen. Al in 1690 wordt een Hendrick van Langen in het oud-rechterlijk archief als custos-schoolmeester genoemd. Zijn zoon Willem en kleinzoon Jan Thijs zouden hem in latere jaren opvolgen.
Op 30 maart 1729 brandde het oude Meistershuus tot de grond toe af. De school werd op dezelfde plaats herbouwd en zou tot 1810 worden gebruikt. Maar zowel het oude als het nieuwe Meistershuus waren naar onze tegenwoordige maatstaven als schoolgebouw krap bemeten. Ongeveer 70 kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar zaten in één lokaal bijeengepakt. In de winter kon het er ondraaglijk koud zijn en 's zomers was het er heet en benauwd. Goede toiletten waren er niet. Slechts één schoolmeester moest onder deze omstandigheden de orde zien te bewaren.
Maar de lokalen waren niet altijd zo vol. Er bestond geen leerplicht en de hele zomer, zo ongeveer vanaf het poten tot aan het rooien van de aardappelen, werden de meeste kinderen thuis gehouden om op het land en de boerderij mee te helpen. Er bleven soms maar zo'n zes of zeven leerlingen over. Maar 's winters lag het werk op de boerderij vrijwel stil, en mochten de kinderen naar school.
Aan het onderwijs werden niet al te veel eisen gesteld. Op de meeste dorpsscholen was men al tevreden als de kinderen de bijbel konden lezen, hun naam konden opschrijven en eenvoudige rekensommen konden maken. Wie als ouder hogere eisen stelde, moest zijn kinderen naar de Franse of Latijnse school in bijvoorbeeld Zwolle sturen.
Met de invoering van de onderwijswetten van 1801 en 1806 tijdens de Bataafse Republiek, ging het primitieve onderwijs uit die dagen flink op de schop. Voortaan was niet de kerk maar de gemeente verantwoordelijk voor het onderwijs. Er kwamen betere leerboeken en regels voor de vorm van het onderwijs. Voor het eerst werden er ook eisen gesteld aan de kennis en vaardigheden van de schoolmeester. Vaak waren deze zelf niet of nauwelijks opgeleid. In het hele land, ook in Heino, kwamen schoolopzieners de kwaliteit van het onderwijs beoordelen. Tijdens die visitaties werd ook naar de geschiktheid van de schoollokalen gekeken.
Het bleek al spoedig dat het na de brand herbouwde Meistershuus niet meer aan de eisen voldeed. In 1810 werd een nieuwe school gebouwd tegenover het Meistershuus. Jan Thijs van Langen stond hier nog enkele maanden voor de klas, maar werd in 1811 wegens hoge leeftijd "honorabel van zijnen post als schoolonderwijzer ontslagen". Hij kreeg toestemming in het Meistershuus te blijven wonen, al bleef het pand zijn oorspronkelijke bestemming als kosterswoning behouden. Zo kwam een einde aan meer dan 100 jaar schoolmeesterschap door leden van de familie Van Langen.
In de jaren die volgden steeg het aantal leerlingen in Heino gestaag. Ook de nieuwe school was al gauw weer te klein. In 1836 werd daarom opnieuw een school gebouwd. Dit pand aan de tegenwoordige Canadastraat 52 deed later dienst als gemeentehuis. De geschiedenis herhaalde zich in 1876 en 1950, toen aan het einde van de huidige Dorpsstraat en aan de Schoolstraat nieuwe scholen werden gebouwd.
Al deze scholen waren bestemd voor het openbaar onderwijs. In 1879 was in Heino een school voor rooms-katholiek onderwijs geopend op de plaats waar nu het appartementencomplex Oosteinde staat. In 1922 werd de eerste steen gelegd voor een school voor protestants christelijk onderwijs aan het Markplein. Tegenwoordig heeft Heino een breed aanbod van basisscholen met goed onderwijs, en dat in gebouwen die onvergelijkbaar veel comfortabeler zijn dan het oude Meistershuus.