-
Vakantiehuis
Dit is het buitenhuis Goudestein. Het ligt in Maarssen aan de
rivier de Vecht. Tijdens een tochtje langs of over deze rivier kom
je nog veel meer buitenhuizen tegen, ook wel buitenplaatsen
genoemd. Het zijn de vakantiehuizen van steenrijke Amsterdamse
kooplieden uit de zeventiende en achttiende eeuw. Het lijken wel
paleizen!
Vooral in de zomer wordt er veel gebruik gemaakt van de
buitenhuizen. Amsterdam is in de zeventiende eeuw een erg drukke en
vieze stad. Er bestaan dan nog geen vuilniswagens en riolen.
Huisvuil, plas en poep... alles belandt gewoon op straat en in de
grachten. Vooral in de broeierige zomerzon kan het er daarom erg
stinken.
In hun buitenhuizen kunnen de rijke families de drukke en vieze
stad even ontvluchten en genieten van de ruimte, de natuur en de
frisse lucht.
Als het slechter gaat en de welvaart in Nederland afneemt worden
de buitenhuizen te duur. Zo'n luxe huis en zo'n grote tuin
onderhouden kost natuurlijk erg veel geld en dat is er niet meer.
Veel Amsterdamse kooplui moeten hun buitenhuis verkopen.
Gelukkig worden ze niet allemaal afgebroken. Er zijn er nu nog
steeds heel veel. In de meeste buitenhuizen wonen nu geen gezinnen
meer. Je vindt er kantoren van bedrijven.
Sommige buitenhuizen zijn te huur voor een bruiloft of een
feest.
-
Aan het water
Dit buitenhuis staat aan de Vecht. Aan deze rivier zijn in de
zeventiende en achttiende eeuw ongeveer 200 buitenhuizen gebouwd.
Als je nu deze statige buitenhuizen wilt bekijken, hoef je alleen
maar de Vecht te volgen!
De rivier de Vecht ligt tussen Amsterdam en Utrecht in. De
meeste buitenhuizen uit de zeventiende en de achttiende eeuw staan
aan deze rivier. Dat is niet toevallig! Een buitenhuis aan het
water is niet alleen erg mooi, maar ook erg handig. De rijke
koopmanfamilies nemen zoveel spullen mee, dat ze met een trekschuit
(boot) naar hun buitenhuizen moeten afreizen. Over de Vecht is het
vanuit Amsterdam maa een paar uur varen en dan ben je er.
-
Een grootscheepse verhuizing
Vanuit de stad Amsterdam reizen de rijke koopmansfamilies met
volgeladen trekschuiten naar hun buitenhuizen. Je kunt er veel mee
vervoeren. Dat is handig, want de rijke kooplieden nemen vaak heel
veel spullen mee naar hun buitenhuis. Van theeservies en borden,
tot boeken, biljarttafels en hengels. Alles gaat mee op de
trekschuit.
In de zeventiende eeuw is de trekschuit een belangrijk
vervoermiddel. Een trekschuit is een boot die door een paard, dat
op de wal loopt, wordt voortgetrokken.
De trekschuit is er niet alleen maar voor rijke gezinnen. Ook
veel gewone mensen maken gebruik van de trekschuit. Het is in die
tijd de makkelijkste manier om mensen en spullen te vervoeren.Er
worden daarom in die tijd veel kanalen aangelegd waar de trekschuit
over kan varen. Deze kanalen noemen we 'trekvaarten'. Op deze
trekvaarten mogen alleen trekschuiten varen, geen grote
schepen.
Een trekschuit gaat niet zo heel snel. Hij gaat maar drie of vier
kilometer per uur. De schipper moet zich wel houden aan een
dienstregeling. En dat doet hij heel nauwkeurig. De schipper wacht
niet op mensen die te laat zijn.
Lange tijd blijft de trekschuit een populair vervoermiddel.
Totdat in negentiende eeuw de trein wordt uitgevonden. Treinen gaan
veel sneller dan de trekschuit, daarom wordt die steeds minder
gebruikt.
-
Tuinen
Ook de tuinen die bij de buitenhuizen horen zijn prachtig. Er
wordt veel tijd besteed aan het aanleggen van de tuinen. Iedereen
wil een tuin om jaloers op te worden. Daarom is de ene tuin nog
mooier en groter dan de andere. Het lijken het wel parken!
De ontwerpers kijken bij het bedenken van de tuinen goed naar de
Franse tuinen uit die tijd. Deze tuinen zijn heel populair in de
zeventiende eeuw. De Franse tuinen hebben vaak rechte lijnen en
hoeken.
De Hollanders mixen de Franse stijl met hun eigen ideeën. Zo
versieren de Hollanders de tuinen veel meer en zetten er
bijvoorbeeld theehuisjes in. Er kwamen ook vijvers, kanaaltjes,
fonteinen en doolhoven in de tuinen. Zo ontstaat de siertuin in
Hollandse stijl.
Naast een mooie siertuin is er op het landgoed ook een moestuin,
een kruidentuin en een boomgaard aanwezig. Zo kan de tuinman van de
familie eigen kruiden en groenten verbouwen. Ook worden er vissen
in de vijvers uitgezet zodat er in gevist kan worden.
Veel van deze tuinen zijn nog steeds te bewonderen. Ze zijn zo
goed onderhouden dat we er nu nog doorheen kunnen wandelen.
-
Kopje thee?
Dit is een theekoepel. Theekoepels zijn een Nederlandse
uitvinding. Het is een apart huisje in de tuin van het buitenhuis
waar thee wordt gedronken. In die tijd is thee heel duur omdat het
helemaal uit China moet komen. Daarom drinken alleen heel rijke
mensen thee. Door een theekoepel in je tuin neer te zetten kun je
aan iedereen laten zien hoe rijk je bent.
-
Een gouden eeuw
De meeste buitenhuizen zijn gebouwd in de zeventiende eeuw. Die
eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd. Nederland is dan
handelsland nummer één en een van de rijkste landen ter wereld.
Nederlandse kooplieden varen met schepen de hele wereld over op
zoek naar kostbare goederen die ze voor veel geld kunnen
verkopen.
Vooral in Amsterdam wonen veel rijke kooplieden. Het grootste
deel van het jaar wonen ze in statige grachtenpanden. Daar staan
ook de pakhuizen waar de kooplieden hun handelswaar opslaan. Ze
handelen in graan en wol en ook in koffie, thee, suiker en
specerijen. Daar verdienen ze enorm veel geld mee.
De rijke kooplieden hebben geld genoeg om aan de rivier de Vecht
een tweede huis te laten bouwen. Zo kunnen zij in de zomer de
drukke, stinkende stad ontvluchten. In hun buitenhuizen genieten ze
van de ruimte, de natuur en de frisse lucht.
-
Pruikentijd
Je ziet het echt goed... deze man draagt een pruik! Dat is in de
achttiende eeuw heel normaal voor rijke mensen, ook voor mannen.
Daarom noemen we de achttiende eeuw ook wel de Pruikentijd.
In de achttiende eeuw gaan de mensen niet onder de douche. En in
bad gaan doe je alleen op doktersadvies. Je wast alleen af en toe
je gezicht, je handen of voeten. Wat een stank moet dat geweest
zijn! Maar de rijke mensen hebben een oplossing tegen vieze
geurtjes. Ze gebruiken parfum. Héél veel parfum!
Een andere oplossing is de pruik. Deze pruik zetten de rijke
mensen over hun vieze, vettige haren. Een pruik is schoon en zit
altijd goed in model. Mannen, vrouwen en soms zelfs
kinderen…allemaal zetten ze een pruik op. Zo zien ze er altijd
prachtig uit!
-
Familie Huydekoper
Dit is Joan Huydekoper, een rijke koopman uit de zeventiende
eeuw. Zijn familie laat een van de eerste buitenhuizen in Nederland
bouwen. Zij kopen een stuk land in Maarssen. In 1628 laat Joan op
die plek het buitenhuis 'Goudestein' bouwen. In 1754 wordt dat weer
afgebroken en vervangen door een nieuw paleisje. Dit staat er nu
nog steeds.
Het luxe leven van de rijke koopmanfamilie Huydekoper gaat in
hun buitenhuis gewoon verder. Alleen hebben ze nu geen last meer
van stank en drukte van de stad. De kinderen kunnen hier
buitenspelen in de grote tuinen en pootje baden in de vijvers.
Vader Huydekoper moet af en toe weer terug naar de stad om te
werken en geld te verdienen. Maar vaak blijven er genoeg mensen
over om een leuke vakantie mee te hebben. Vrienden, familie maar
ook schrijvers en kunstenaars worden uitgenodigd om langs te komen.
De vrouwen kunnen thee drinken in het theehuisje en de mannen
kunnen op vinkenjacht.
Ook worden er chique feesten en dure etentjes georganiseerd. Het
is daarom heel belangrijk hoe het huis er van binnen uitziet. De
mensen die worden uitgenodigd moeten aan de inrichting zo goed
mogelijk kunnen zien hoe rijk de familie is.
Tot ver in de 20e eeuw is het paleis in het bezit gebleven van
de familie Huydekoper. In 1955 heeft de gemeente Maarssen het
gekocht en verbouwd tot gemeentehuis.
Vensterplaat Buitenhuizen. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Fred Marschall.