Bemanningen van de Vollenhoofse vissersvloot zaten vaak van maandag tot zaterdag op zee en waren aan boord op elkaar aangewezen. Het was de gewoonte om Oudjaar eveneens samen op het eigen schip te vieren. Toen het met de visserij in Vollenhove was gedaan, werd dit gebruik aan land voortgezet. Hieruit is de traditie ontstaan, waarbij vriendengroepen gezamenlijk in een zogeheten huisje het oude jaar uitzitten.
Huisjes
Met het verdwijnen van de visserij uit Vollenhove vertrokken veel vissers naar elders om werk te vinden. Hun leegstaande, vaak onbewoonbare huisjes in de Visscherstraat werden vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw gebruikt door groepen jongeren om samen de jaarwisseling door te brengen. Met oude vloerbedekking op de vloer, zwart landbouwplastic tegen de wanden en het plafond, afgedankte bankstellen als meubilair en een kacheltje tegen de kou werd een gezellig onderkomen ingericht. Muziek van grammofoonplaten en cassettebandjes zorgden voor een gezellige sfeer. Onder het genot van een hartig hapje en vele glazen drank liet men dan de uren voorbij tikken. Even vóór 12 uur stroomden de huisjes leeg om elkaar "op de poorte" een gelukkig nieuwjaar te wensen. In de kleine uurtjes erna trok men van huisje naar huisje.
Keten
Toen door sanering en restauraties de leegstaande panden "opraakten", nam men zijn toevlucht tot schuurtjes en garages. Ook begonnen vriendengroepen vanaf een jaar of 16 rondom Oldruitenborgh "keten" te plaatsen. Dit waren oude SRV-wagens, bouwketen of (sta)caravans. Tijdens de jaren negentig breidde het aantal keten sterk uit. Tegenwoordig zijn er ongeveer vijftien, verspreid over Vollenhove. Dit fenomeen van oudejaarshuisjes is onderhand in veel plaatsen in de omgeving overgenomen en heeft een vaste plaats in de (feest)cultuur van Vollenhove gekregen.
Pinksterrijden
Naast de oudejaarshuisjes is het Pinksterrijden op Tweede Pinksterdag een typische traditie. Veel ouderen herinneren zich Pinksterrijden als een jaarlijks uitje van jongeren in de leeftijd 18-25 jaar, die op boerenwagens, getrokken door paarden op Tweede Pinksterdag de omgeving rondreden. Dit jaarlijkse evenement zou na de oorlog door Piet Roebers in het leven zijn geroepen omdat er voor de opschietende jeugd geen vertier was rondom Pasen. Mogelijk was hij op het idee gebracht door een bestaande soortgelijke traditie op Schiermonnikoog. Tegenwoordig rijden voornamelijk jonge kinderen op platte boerenwagens, nu met een trekker ervoor, versierd met het groen en bloemen van het seizoen en vlaggetjes, in een optocht achter elkaar een vaste route over het Land Vollenhove. Onderweg wordt een stop gemaakt voor een traktatie. Vroeger regelde het evenement zichzelf, maar sinds jaar en dag is de organisatie in handen van de Vollenhoofse Vereniging Voor Volksvermaken (4 V's).
Sint-Maarten
De Vollenhoofse kinderen vieren op 11 november jaarlijks het Sint-Maartenfeest. Met een lichtje bij de hand proberen ze langs de deuren in ruil voor het zingen van Sint-Maartensliedjes zoveel mogelijk snoepgoed op te halen. Hoewel het liedjesrepertoire door de jaren behoorlijk is verbreed, wordt het oeroude "Sunte sunte Maarten, de koeien dragen staarten. De kalv'ren dragen oren, daar zijn ze mee geboren. Hier woont een rijke man, die veel missen kan. Daor kump Sunte Maarten an mit honderd duzend lichies an" nog steeds gezongen. De lichtjes waren oorspronkelijk uitgeholde rode suikerbieten met ingesneden figuren waardoor het flikkerende licht van het kaarsje in de biet oranje-geel naar buiten scheen. Inmiddels zijn biet en kaars verruild voor een lampion met elektrisch lampje.
Kerk
De meeste middeleeuwse volksgebruiken overleefden de Reformatie niet omdat ze een rooms karakter hadden, zoals carnaval. Tegen andere werd opgetreden omdat ze leidde tot vormen van volkse losbandigheid, waarin de kerk, gesteund door de overheid, een heidense oorsprong veronderstelde. Sommige bleken echter zo taai dat ze ondanks het optreden van kerk en overheid tot op de dag van vandaag standhielden. De Sinterklaasviering is hiervan het beste voorbeeld. Maar ook het minder bekende Paasvuur overleefde deze tegenwerking. De eerste vermelding van het ontsteken van paasvuren op het Hoge Land van Vollenhove dateert uit de 17de eeuw. Wel is het zo, dat als tegemoetkoming aan de kerk het vuur niet op Paaszondag maar op Tweede Paasdag wordt ontstoken.
Regelgeving
Het voortbestaan van het Paasvuur is de laatste jaren onder druk
komen te staan door inperkingen van de overheid die te maken hebben
met milieu- en veiligheidsvoorschriften. Niet alles wat brandbaar
is mag meer op de paasbult belanden en de as van de paasvuren wordt
gezien als chemisch afval dat door gespecialiseerde bedrijven
verwerkt dient te worden. Door deze regelgeving kwam er in de stad
Vollenhove rond de laatste eeuwwisseling een einde aan deze oude
traditie. Hier en daar in het ambt Vollenhove bestaat hij
nog.
Door een wildgroei aan oudejaarshuisjes kreeg ook deze gewoonte te
maken met een strakker gemeentelijk beleid. De huisjes worden nu
gecontroleerd door de brandweer en de standperiode, de zogeheten
"keetweek", is ingekort. Nieuwe vriendengroepen die een keet willen
plaatsen worden naar het evenemententerrein gedirigeerd. Deze
maatregelen zijn bedoeld om de veiligheid te vergroten en de
overlast voor omwonenden te verminderen.
Een traditie ontstaat, past zich aan en verdwijnt mettertijd.
Verdwenen is het zogenoemde "spinjagten" in maart, waarbij meisjes
en jongens in de buurschappen van het ambt Vollenhove elkaar konden
ontmoeten. Nieuw is luilak, waarbij de jeugd in de vroegte van 30
april op brommers zonder uitlaat door de bebouwde kom rijdt en met
hels kabaal de mensen wakker maakt. Deze gewoonte heeft zich vanuit
Genemuiden naar Vollenhove verspreid.