Midden in het centrum van het dorp Raalte staat, aan De Plas, de "Plaskerk". In dienst als Protestantse Kerk van Nederland te Raalte. Dit godshuis kent een lange historie: al in 1123 is er sprake van een kerk in Raalte, toebehorend aan ene Lifgerus. Volgens de geschiedkundige pastoor Nagels is de kerk mogelijk door de keizer aan Lifgerus geschonken als beloning voor diens aandeel in de pelgrimstochten en kruistochten in de tweede helft van de 11de eeuw. De bouw van de oorspronkelijk kerk valt mede op grond daarvan te traceren in het tijdperk 1065-1123. Het huidige kerkgebouw dateert goeddeels uit de 15de eeuw. In 1425 verkochten de kerkmeesters stukken grond voor het bouwen van een nieuwe kerk. Deze eenbeukige kerk in laatgotische stijl is afgezien van de toren grotendeels bewaard gebleven.
Reformatie
De "ecclesia Lifgeri", ofwel de kerk van Lifgerus, ook wel de kerk
van de Heilige Kruisverheffing genoemd, was in de Middeleeuwen een
zelfstandige parochiekerk. Die parochie strekte zich uit over de
buurschappen Tijenraan, Linderte, Luttenberg, Boetele, Pleegste,
Ramele, Assendorperhoek, Hobertshoek, Raams, Leurkshoek, Broekland
en Heeten. Op 15 juli 1571 was aartsdiaken Aegidius de Monte voor
een kerkvisitatie in Raalte. Daarbij tekende hij aan dat er in de
Raalter kerk drie altaren zijn, toegewijd aan Sint Cornelius, Sint
Nicolaas en Sint Catharina. Uit deze aantekening bleek dat de kerk
nog steeds een katholieke kerk was. De Monte meldde ook dat pastoor
Johannes Verheijden dan al meer dan 30 jaar in functie is in
Raalte. In 1580 plunderden en brandschatten Duitse (roof)ridders in
dienst van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën Salland en
richtten in de kerken vernielingen aan en verdreven de pastoors en
hun kapelaans. Na deze beeldenstorm kwam de Raalter kerk in
protestantse handen. Dat veranderde toen de koning van Spanje deze
landstreek terugveroverde. De pastoor keerde terug. Er braken
roerige tijden aan. De Spaanse troepen werden verdreven en Salland
kwam onder het gezag van de Verenigde Provinciën. Formeel verloren
de katholieken hun kerk in Raalte, maar omdat er onvoldoende
predikanten waren, bleef Raalte nog steeds overwegend katholiek en
bleef ook de kerk katholiek, ook al werd op 31 oktober 1597 de
gemeente Raalte van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk opgericht.
De ommekeer kwam in 1602, toen pastoor Verheijden bij de classis in
Deventer werd ontboden, waar hij voor de keuze werd gesteld:
katholiek blijven of over gaan naar de nieuwe religie. Verheijden
antwoordde daarop dat hij wenste te blijven "bij der religie daerin
hij geboren is". In 1603 werd Verheijden afgezet en ging de kerk
over naar de gereformeerden. Zij kregen in 1603 hun eerste
predikant, Hugo Halewech Arendszoon. Pastoor Verheijden bleef zich
echter in Raalte verschuilen en aan zijn "ondergrondse" werk is het
mede te danken dat de bevolking van Raalte in belangrijke mate
katholiek is gebleven.
Instorting toren
In 1649 stortte de toren van de kerk gedeeltelijk in. Vanwege
de bouwvallige staat van het gebouw besloten Ridderschap en Steden
van Overijssel dat de toren niet gerestaureerd zou worden. Ruim 3
eeuwen had Raalte een kerk waarvan de toren vrijwel even hoog was
als het kerkgebouw. "De haan, op een verheven rik gezeten, kijkt
niet zonder moeite over het dak", zo schreef G. Bergsma in de
Gids voor Raalte. 200 jaar nadat de kerk was overgegaan
naar de gereformeerde gezindte, kwam er in 1802 tijdens de Franse
tijd een mogelijkheid voor de Raalter katholieken om hun oude kerk
terug te krijgen. Oorzaak was de grondwet van de Bataafse
Republiek. Daarin werd een regeling getroffen voor het
eigendomsrecht van kerkgebouwen. Grondslag van deze regeling was
dat het kerkgenootschap dat het grootste aantal leden kent, de
plaatselijke kerk kon opeisen die eerder genaast is. In Raalte
maakten de katholieken geen gebruik van die mogelijkheid: het
kerkgebouw verkeerde in een slechte, bouwvallige staat; bovendien
was het te klein voor het grote aantal katholieken in Raalte en de
buurtdorpen. In 1802 kwamen de beide kerkgenootschappen overeen dat
de Raalter kerk eigendom bleef van de Plaskerk. Vanwege de
bouwvallige staat besloten de kerspelgenoten dat er een bedrag
van f 1.000,‒ beschikbaar werd gesteld voor herstel van de
kerk. De inwoners van de verschillende marken moesten dit bedrag
opbrengen.
Gevangenis
De toren van de Plaskerk kwam op grond van de bijzondere
bepalingen in de Acte van Staatsregeling, de grondwet, van de
Bataafse Republiek in handen van de burgerlijke gemeente Raalte:
"De torens, aan de kerkgebouwen gehegt, benevens de klokken, met
derselver huisingen, worden verklaard, eigendom te zijn en te
blijven der burgerlijke gemeenten, staande te allen tijde onder
derzelver beheering en onderhoud." Daarmee kreeg de toren een
andere bestemming. Zo was er in de eerste helft van de 19de eeuw
het gevangenenhok gevestigd geweest. Dat bleef zo tot 28 maart
1840. Toen nam de gemeenteraad een besluit naar aanleiding van een
verzoek van de kerkvoogdij der Hervormde gemeente van 27 oktober
1839. Het raadsbesluit was gebaseerd op de overwegingen dat de
toren zeer bouwvallig was en de kosten van restauratie (door de
gemeente Raalte) niet konden worden gedragen en verder dat de toren
en de kerk één geheel vormden. De toren werd "om niet" aan de
Hervormde gemeente overgedragen, evenwel onder verplichting dat in
opdracht van de gemeente de klokken geluid moesten worden bij
nationale gebeurtenissen en in geval de veiligheid of het algemeen
belang in het geding was. Ook werd bepaald dat de toren niet mocht
worden gewijzigd of afgebroken buiten voorkennis van het
Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Na de Tweede
Wereldoorlog volgden verschillende restauraties, zowel van de kerk
als de toren. De laatste werd in 1975 verhoogd, zodanig dat de haan
vanaf zijn verheven positie weer met gemak over het dak van de kerk
kan kijken.