Grondwet van 1848
De grondwet uit 1848 staat bekend als een belangrijk punt in de democratisering van Nederland. Het is de basis van de parlementaire democratie die we nu kennen. De grondwet is geschreven door Johan Rudolf Thorbecke (1796-1872).
In maart 1848 was het erg onrustig in Europa. In Frankrijk en Duitsland barste er revoluties uit. Dit leidde tot de afzetting van de monarchie in Frankrijk. Omdat na de val van de Franse monarchie koning Willem II bang was voor zijn positie vroeg hij aan Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven.
De belangrijkste aspecten uit de grondwet van Thorbecke waren:
- De ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd. De koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk.
-Vrijheid van onderwijs, meningsuiting en drukpers, vereniging en vergadering.
De scheiding van de drie machten (trias politica): De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Niemand mocht meerdere machten bezitten om zo de democratie te garanderen.
- Via het systeem van het censuskiesrecht werden de tweede kamer, gemeenteraden en Provinciale staten rechtstreeks gekozen. Via e provincies werd de eerste kamer nu indirect gekozen en niet meer rechtstreeks door de koning. Alleen rijke elite kwamen in aanmerking voor het lidmaatschap in de eerste kamer.
- De tweede kamer kreeg het recht van onderzoek en het recht van amendement. (Dit was een aanvulling op de grondwet)
- De koning had geen invloed op de besluiten rondom de katholieke kerk en de koning kon niet meer alleen beslissen over de koloniën.
- De nationale begroting werd in plaats van om de twee jaar nu voortaan jaarlijks vastgesteld.
- Het werd toegestaan om bij vergaderingen van volksvertegenwoordigers aanwezig te zijn.
Kortom, door de grondwet van Thorbecke verloor de koning veel van zijn macht, de Nederlandse bevolking kreeg meer vrijheid en de parlementaire invloed werd flink vergroot.