De Anti-Revolutionaire Partij
Ernst dunkelberg
De Anti-Revolutionaire Partij(ARP) was de eerste politieke partij in Nederland. De partij werd opgericht op 3 april 1879. Met als partijleider Abraham Kuyper. Ze bouwden verder aan een al bestaande parlementaire stroming, die begonnen was door Guillaume Groen van Prinsterer. De naam ‘Antirevolutionaire’ verwijst naar het verwerpen van ideeën van de Franse Revolutie.
Het belangrijkste strijdpunt van de partij was de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. De achterban van de partij werd gevormd door de calvinistische 'kleine luyden'. Partijleider Kuyper begreep dat hij meer zetels nodig had om invloed uit te oefenen en pleite daarom voor uitbreiding van het kiesrecht, wat er uiteindelijk kwam in 1917.
De ARP had een goede band met de gereformeerde kerk in Nederland (mede gesticht door Kuyper), ruim 80 procent van de kiezers waren gereformeerd. Vaak zaten er ook dominees in de tweede kamer. De ARP had een sterke aanhang in het midden en het noorden van ons land. De meeste stemmen kregen ze in de gemeente Urk en gemeente Almkerk. Nadat Kuyper stopte waren de nieuwe partijleiders Hendrik Colenlijn, Jelle Zeilstra en Sieuwert Bruins Slot. In de Tweede Wereldoorlog ging de ARP ondergronds, veel antirevolutionairen maakten deel uit van het verzet. De Nederlandse regering werd in de oorlog regeert vanuit Londen met als ARP-voorman Pieter Sjoerds Gerbrandy.
Na de oorlog bleef de partij op 14 zetels hangen. Maar er kwam onrust in de partij er kwamen kleine ruzies. In 1976 kwamen er eerste gesprekken met de Christelijk-Historische Unie (CHU) om samen één Partij te vormen na veel en lange onderhandelingen werd op 27 september 1980 de partij opgeheven, en is de partij opgegaan in de CDA.
De Anti-Revolutionaire Partij(ARP) was de eerste partij van Nederland. Daarom is deze partij belangrijk geweest voor de Nederlandse rechtstaat en parlementaire democratie.