Vrouwenkiesrecht in Nederland
Christian Ploegmakers
Het vrouwenkiesrecht is het recht om te stemmen bij de nationale verkiezingen, maar dan ook als vrouw. En niet alleen de mannen.
De grondwetswijziging van 1917 bepaalde het recht van mannelijke en vrouwelijke kandidaten om verkozen te worden. Het stemrecht staat echter alleen open voor mannen, hoewel de grondwet het mogelijk maakt dat de wet het stemrecht op vrouwen toepast. In 1918 was Suze Groeneweg (Suze Groeneweg) de eerste vrouw die werd gekozen in de SDAP Tweede Kamer.
In september 1918 diende Hendrik Pieter Marchant, een lid van de Liberale Democratische Partij van het Congres, een privaatrecht in waarin het stemrecht van vrouwen werd vastgelegd. Onder druk geslaagd: 9 mei het Lagerhuis (64 stemmen voor en 10) en 10 juli 1919 in de Senaat (34 stemmen voor en 5). De Marchers Act trad in werking op 28 september 1919. Vanaf die datum geniet Nederland dus algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen.
De eerste vrouw in Nederland die actief stemrecht uitoefende was Maria Elisabeth Spauwen-Schrijnemakers Als echtgenote van burgemeester Hubert Spauwen, burgemeester van Glenswild (Limburg), werd zij op zaterdag 15 mei 1920 vastgehouden in Maastricht en omliggende steden. De eerste vrouw die stemde bij de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen. In Maastricht werden vrouwen uit drie partijen tot raadsleden gekozen. Alleen Anna Cornelia Vernand Luis (1882-1957) kan de functie echter daadwerkelijk behouden. Zij is de eerste vrouwelijke parlementariër in Nederland met actief stemrecht voor vrouwen.
De rechtstaat heeft met dit onderwerp te maken omdat dit een van de onderwerpen is die te maken hebben met vrijheid van meningsuiting, die werd toegepast in de rechtstaat. En zo kun je dus zien dat er voor het eerst stemkiesrecht voor vrouwen was en dit is een stukje vrijheid de rechtstaat heeft gegeven.