De Tweede Wereldoorlog

"Leed en verdrukking"

Tijd van wereldoorlogen

Op de vroege ochtend van 10 mei 1940 werd Nederland overrompeld door het Duitse leger. De soldaten aan de grens bij Ootmarsum konden weinig weerstand bieden. Ze werden afgevoerd naar Duitsland, waar zij enige tijd dwangarbeid moesten verrichten.

Bezetting

De Duitse militairen richtten in de stad hun onderkomens in. Woningen en andere gebouwen werden gevorderd voor huisvesting. In de scholen lagen militairen en ook in de Damastfabriek. De meeste officieren namen hun intrek in het statige hotel Tubantia. In 1944 werden ook het klooster en het Radboud-internaat nog opgeëist. In de zwarte houten loods aan de Oldenzaalsestraat kwam een reparatiewerkplaats voor legervoertuigen. De kleine bezettingsmacht marcheerde geregeld 's morgens vroeg, luid zingend de stad uit, om oefeningen te houden in het Springendal. Vaak trok de schooljeugd een stuk mee.
De burgers kregen te maken met de vele verordeningen en propagandaberichten, verduistering van de stad, het inleveren van radio's en koper, inbeslagname van de kerkklokken, het wachtlopen langs sabotagegevoelige elektriciteits- en telefoonkabels, tewerkstelling in Duitsland, en de vordering van paarden, wagens en fietsen. Wegens de schaarste aan voedsel, kleding en brandstof werd er een distributiesysteem ingevoerd met bonkaarten. In de Hongerwinter van 1944 trokken veel westerlingen naar het platteland om voedsel te bemachtigen. Vrachten met voedsel gingen naar de grote steden. Veel kinderen uit het hongergebied vonden een goed en veilig onderkomen in Twente.

Verraad en verzet

Sommige Ootmarsumse burgers heulden met de Duitsers, van onnozele halzen en meelopers tot kwaadaardige figuren, die zelfs tegen hun stadsgenoten en oude schoolvrienden tekeergingen. Veel Duitsgezinden zouden na de oorlog buiten de gemeenschap gesloten worden. Notaris Joosten keerde zich fel tegen de NSB en weigerde koper in te leveren. Hij werd aangebracht door een stadsgenoot, gearresteerd en opgesloten in concentratiekamp Leusden, waar hij op 5 oktober 1942 overleed.
De kleine Ootmarsumse ondergrondse hield zich voornamelijk bezig met het assisteren bij nachtelijke wapendroppings door geallieerde vliegtuigen en het verzorgen en vervoeren van onderduikers, geallieerde vliegers en andere vluchtelingen. Ook stal ze distributiekaarten, vooral tegen het einde van de oorlog, toen tekorten en chaos steeds meer voelbaar werden. Twee zoons van huisarts Wortelboer, Ben en Rudolf, werkten in een fabriek in Nordhorn. Hier waren ook gevanggenomen geallieerde vliegeniers te werk gesteld. Verschillende piloten zijn door Ben en Rudolf meegesmokkeld naar huis. Ze kregen een onderduikadres in de omgeving, van waaruit ze naar bevrijd gebied probeerden te ontkomen. In februari 1944 zijn vader Wortelboer en Ben en Rudolf opgepakt door NSB-ers. Ben werd na enige tijd vrijgelaten, Rudolf bezweek op 6 januari 1945 in kamp Neuengamme, vader Wortelboer overleefde concentratiekamp Oranienburg en keerde eind mei 1945 uitgemergeld terug.

Fatale gevolgen

Vaak vlogen er met eentonig gedreun grote groepen bommenwerpers over op weg naar Duitse steden. Soms waren er boven Ootmarsum luchtgevechten tussen Duitse en Engelse jachtvliegtuigen. In januari 1945 voltrok zich een drama. Twee bommen kwamen neer bij het Bergplein, waarschijnlijk bij vergissing, maar de verschrikking en schade waren er niet minder om. Een aantal woningen tussen Oostwal en Bergstraat werd verwoest of zwaar beschadigd. Twee stadgenoten kwamen hierbij om, de 12-jarige Johan Heupink en onderwijzeres Femke Davids. Enkele anderen raakten zwaar gewond.
De kleine joodse gemeenschap in Ootmarsum had het zwaar tijdens de oorlog. Zij kreeg steeds meer beperkingen opgelegd. In 1941 werd de burgemeester verplicht alle in Ootmarsum woonachtige joden aan te melden. In 1943 werd de resterende gemeenschap van negen personen naar kamp Westerbork afgevoerd. Zij kwamen allen in de vernietigingskampen om. Siegmund ten Brink, tijdig ondergedoken, wist de oorlog op zijn onderduikadres te overleven. De uit Almelo afkomstige joodse familie Menco, die was ondergedoken bij boer Evers in Hezingen, werd op 6 oktober 1944 opgepakt. De volgende dag werden vier mannelijke gezinsleden aan de voet van de Kuiperberg gefusilleerd. Een zoon van Evers werd later samen met een verzetsman terechtgesteld. De oorlog had een zware tol geëist.
Op 4 april 1945 werd Ootmarsum door de Engelsen bevrijd. In 1950 werd op het Bergplein een monument opgericht ter nagedachtenis aan vijf jaar "leed en verdrukking" en allen die in de oorlog zijn omgekomen. In 1995 werd aan de voet van de Kuiperberg een monument voor de familie Menco geplaatst en in 2001 in de Kloosterstraat een herdenkingsplaquette aangebracht voor de omgekomen joodse inwoners van Ootmarsum.