Met de sluiting van het progymnasium in 1890 was er in Oldenzaal geen voortgezet onderwijs meer als voorbereiding voor de universiteit. In 1919 werd de wet gelijkstelling openbaar onderwijs met het bijzonder en christelijk onderwijs aangenomen. Dit was de aanleiding voor enkele vooraanstaande en invloedrijke burgers zich in te spannen een katholieke school voor voortgezet onderwijs in Twente van de grond te krijgen. G.H.P. Bloemen, lid van Gedeputeerde Staten en de latere burgemeester van Oldenzaal, fabrikant Ten Bos uit Almelo, pastoor Knuif uit Denekamp en rector Metternich van het seminarie te Zenderen overlegden met elkaar. Zij kwamen met het voorstel een lyceum te stichten met een HBS-afdeling A en B en een gymnasium α en β in Oldenzaal. Misschien had bij de keuze voor Oldenzaal toch de Latijnse school, die vanaf 1626 meer dan 3 eeuwen het voortgezet onderwijs in Oldenzaal verzorgde, en het feit dat Oldenzaal overwegend katholiek was, een rol gespeeld.
Het ging niet vanzelf
Direct in 1920 werd al het verzoek aan de minister van OK & W gedaan in te stemmen met deze plannen. Ondanks de veranderde wetten werd het verzoek om subsidie voor een lyceum met gymnasium α en β herhaaldelijk afgewezen. De minister van OK&W wilde dit uitstellen. De heer Bloemen, penningmeester van de stichtingscommissie, bedacht een "Gulden boek", waarin de offervaardige katholieken van Twente voor 10 jaar hun jaarlijkse bijdrage konden noteren. Daardoor kon men jaarlijks op een bedrag van f 5000,‒ tot f 6000,‒ rekenen. Om de officiële erkenning voor het lyceum van de minister van OK&W te verkrijgen, onderhielden vooral G.H.P. Bloemen en pater Titus Brandsma nauwe contacten met kamerleden, ministers, inspecteurs en de aartsbisschop. Zij stuurden brieven en vroegen audiënties aan bij Zijne Excellentie. Aan het eind van het eerste schooljaar, 8 juli 1924, kwam tenslotte het officiële stuk waarin bij Koninklijk Besluit de afdeling gymnasium van het lyceum werd erkend.
De paters Carmelieten
In 1923 startte het katholieke Lyceum in Oldenzaal onder leiding van de paters Carmelieten.De Carmelieten hadden al een vestiging, een seminarium, in Zenderen. De stichting Carmelcollege huurde aan de Ootmarsumsestraat 9 het gebouw met schoolplein, waar de vierklassige lagere school van de gemeente Losser gehuisvest was geweest.
De nieuwbouw aan de Lyceumsraat
In 1926 was de nieuwbouw van het scholencomplex aan de Lyceumstraat klaar, een ontwerp van architect J. Zwanikken uit Nijmegen. Naderhand stichtten de paters Carmelieten in Twente maar ook in Deventer, Raalte, Emmen, Hengelo en Enschede scholen voor voortgezet onderwijs. In Oldenzaal kwam in de wijk de Thij een dependance, die in1973 een zelfstandige Carmelschool werd, het Thijcollege.
De Tweede Wereldoorlog
In 1941 werd de school door de Duitsers gevorderd. Binnen 2 dagen moest het gebouw ontruimd worden. Gelukkig vond men met behulp van burgemeester Bloemen en bereidwillige burgers ruimte voor de zestien klassen in een pas gebouwde school aan de Kruisstraat. Er werd een noodrooster opgesteld met ingekorte lessen van 40 minuten, 's morgens van 9-13 uur voor de onderbouw en 's middags van 14-18 uur voor de bovenbouw.
Een bijzondere Carmeliet
Pater prof. dr. Titus Brandsma (1881-1942) had zich bijzonder ingespannen voor de komst van het Carmellyceum in Oldenzaal. Hij had gestudeerd in Rome en hij was doctor in de wijsbegeerte en hoogleraar in Nijmegen. Hij voelde zich maatschappelijk zeer betrokken bij de emancipatie van de katholieken. Omdat hij opkwam voor de persvrijheid tijdens de Duitse bezetting, werd hij gevangen genomen en gedeporteerd naar het concentratiekamp Dachau. Daar is hij 26 juli 1942 overleden.