Eén van de personen die geïnteresseerd was in de idealen die hebben geleid tot de Franse Revolutie was de Nederlandse staatsman Rutger Jan Schimmelpenninck. Hij werd in 1761 geboren in Deventer als zoon van een wijnkoper, volgde daar de atheneumopleiding en studeerde rechten in Leiden. Hij speelde als aanhanger van de patriottenbeweging een belangrijke rol in de politiek. Na zijn promotie ging Schimmelpenninck aan het werk als advocaat in Amsterdam. Hij trouwde in 1788 met Catherina Nahuys, een telg uit het rijke geslacht Nahuys; zij verschafte haar man een groot vermogen en de nodige connecties in de hoofdstad. Samen met deze nieuwe connecties richtte Schimmelpenninck de patriottische Vaderlandsche Sociëteit op, die echter maar kort heeft bestaan.
De invloed van Napoleon
Na de Franse inval in januari 1795 kwam Schimmelpenninck in het voorlopige stadsbestuur van Amsterdam terecht. Bij de verkiezingen werd hij in de Eerste Nationale Vergadering gekozen (een college vergelijkbaar met de latere Tweede Kamer). In 1798 werd hij voor de Bataafse Republiek ambassadeur in Parijs, om er de belangen van de Bataafse Republiek te behartigen. Na de staatsgreep van Napoleon Bonaparte op 9 november 1799 raakte hij in de ban van diens persoonlijkheid. De Franse keizer Napoleon benoemde hem in 1805 tot Raadpensionaris van de Bataafse republiek, een soort presidentsfunctie. Hij ontwierp een nieuwe regeringsvorm en stelde een nieuwe ministersploeg samen, bestaande uit Patriotten enerzijds en Oranjegezinden anderzijds. Schimmelpenninck nam zijn intrek op Paleis Huis ten Bosch en reed op werkdagen met zijn koets naar het Binnenhof om daar te werken. Hij voerde een nieuw belastingstelsel in. Door het instellen van een kadaster kon men grondbelasting gaan heffen en er kwam onder meer accijns op alcohol en tabak. Ook werden onder zijn leiding voorbereidingen getroffen voor de lageronderwijswet van 1806. Het openbaar onderwijs kon vanaf die tijd rekenen op regeringssteun.
Verknocht aan Diepenheim
Nauwelijks 1 jaar later besliste Napoleon dat Nederland een Koninkrijk werd met zijn broer Lodewijk Napoleon als koning. Op dat moment leek de rol van Schimmelpenninck uitgespeeld. Hij verliet Huis ten Bosch en ging met zijn familie wonen op het Nijenhuis in Diepenheim, dat in 1798 door zijn vader was aangekocht. Hij verbleef er graag en was er verknocht aan geraakt. Nog eenmaal keerde hij terug naar Parijs, werd lid van de Franse senaat en ontving in 1811 van Napoleon de titel comte de l'Empire (graaf van het keizerrijk). Na de val van Napoleon benoemde Koning Willem I hem persoonlijk als lid van de Eerste Kamer. Dat is hij gebleven tot 1820. Rutger Jan Schimmelpenninck verbleef toen afwisselend in Amsterdam en Diepenheim. Maar zijn ogen werden steeds slechter en bij de blindheid voegde zich een toenemende verlamming. In 1825 is hij in Amsterdam gestorven. Na zijn dood werd zijn enige zoon Gerrit Schimmelpenninck bewoner van het Nijenhuis. Het Nijenhuis vormt tegenwoordig samen met het Westerflier één landgoed en is nog steeds in bezit van de grafelijke familie Schimmelpenninck.