School naast de kerk
Jouw school heeft een eigen gebouw, met ruime lokalen en een
schoolplein. Dat is nu heel gewoon. Maar de school waar de kinderen
uit de stad Delden naar toe gingen, zag er heel anders uit. Op het
schilderij van de Oude Blasiuskerk zie je een klein gebouwtje tegen
de kerk aangebouwd. Dit was de school van Delden. In 1833 kregen
meer dan 200 leerlingen les in dit schooltje!
Je meester aan tafel?
Op de scholen waren geen juffen te vinden. Er waren alleen
meesters. Vaak hadden ze weinig opleiding gehad. De meeste
schoolmeesters kregen geen geld, maar werden in natura
uitbetaald. Dat betekent dat ze bijvoorbeeld een zak graan kregen
of een mand turf om de kachel mee te stoken. Sommige leraren gingen
"rondeten". Iedere avond schoven ze bij een andere leerling aan
tafel.
In de klas
Het ging er vroeger op school anders aan toe dan jij gewend bent. Soms zaten er meer dan 40 leerlingen in een lokaal. Om de school in de winter warm te houden, moesten de kinderen zelf hout, turf of dennenappels voor in de kachel meenemen. Belangrijke vakken waren schrijven, lezen en rekenen. Om te schrijven gebruikten de leerlingen een griffel (schrijfstift) en een leitje (schoolbordje). Met een spons kon je alles weer uitvegen. Papier en inkt waren te duur.
Pechvogel
De meester was erg streng. Als je kattenkwaad uithaalde, werd je in de hoek gezet of moest je strafregels schrijven. Als het helemaal uit de hand liep, gooide de meester met de pechvogel. De pechvogel was een stoffen vogel. Het kind dat de pechvogel moest terugbrengen, kreeg slaag met een stokje of een liniaal.
Werken
Naar school gaan was vroeger niet vanzelfsprekend. Kinderen uit arme gezinnen moesten al op jonge leeftijd aan het werk. Hun ouders hadden het geld hard nodig om rond te komen. Tijdens de oogst gingen kinderen ook niet naar school. Ze moesten thuis helpen om de oogst binnen te halen. Om hier een einde aan te maken, kwam er in 1901 een wet waarin stond dat alle kinderen verplicht naar school moesten.