Eén van de oudste bestuursvormen in Twente was de marke. Met de verdeling van de gemeenschappelijke markegronden (veelal woeste onbebouwde grond), midden 19de eeuw, kwam er een einde aan deze vorm van besturen. Het instituut marke werd door de Saksen naar deze streek overgebracht. Het woord marke komt van "marca" en betekent grens. De grens van de marke werd door water, ontoegankelijk terrein of door zogenaamde "laakstenen" aangegeven. In het begin van de 19de eeuw waren de meeste bestuurshandelingen al overgenomen door de nieuw ingestelde gemeenten. In de toenmalige gemeente Denekamp waren er de marken Denekamp, Noord Deurningen, Nutter, Oud Ootmarsum, Breklenkamp, Groot en Klein Agelo en de tweedelige marke Lattrop en Tilligte. Aan het hoofd van een marke stond een markerichter met zijn assessoren, als toegevoegde medebestuurders. Eigenaren van de marke hadden "gewaarde" erven. Een "waar" was een recht in de marke op de gemeenschappelijke markegronden. Eigenaren van deze gewaarde erven heetten eigengeërfden als zij het erf zelf bewerkten, of goedsheren als zij het erf verpachtten.
Holting
Jaarlijks werd er een "holting" of vergadering gehouden. Het woord holting is afgeleid van "holt", hout, dat één van de belangrijkste bezittingen van de marke was. De notulen van de holting werden bijgehouden in het markeboek. De holting begon 's morgens om 9 uur bij rijzende zon op een vaste plaats in de marke. Tijdens de holting werden de verantwoordelijke "gezworenen" (bij eed benoemde personen) gehoord over eventueel misbruik van de gemeenschappelijke markegronden, zoals: het onbevoegd hout hakken, het vergroten van het erf, het verkrijgen van grond ("toeslagen"), het timmeren van huizen, het zogenaamde "gebouwt", het steken van turf of wel het "schadden", het laten grazen van vee, de "uitdrift", en het voeren van eikels aan varkens, het "akeren". Werden deze feiten schuldig, "wroegbaar", bevonden, dan waren de overtreders "breukvellig" (boeteschuldig) en moesten zij een geldbedrag storten in de markekas. Naast de controle door de gezworenen op overtredingen in de marke was het markebestuur ook verantwoordelijk voor het onderhoud van wegen en bruggen. De bevindingen werden door een schrijver in het markeboek genoteerd en ondertekend door de goedsheren en eigengeërfden. Dat er tijdens de holting goed gefeest werd, moge blijken tijdens een holting van 4 oktober 1708 gehouden bij Gerrit Cuiper in Noord Deurningen, waar voor f 10,‒ wijn, 6 kippen, 2 schinken, een ton bier, in totaal voor f 38‒ en 7 stuiver werd genuttigd. Naast de goedsheren, pachters en eigengeërfden woonden in de marke nog bijzitters, brinkzitters en kotters; alle drie veelal kleine boeren, die als niet-gewaarden veel minder recht hadden op gebruik van de woeste grond.
Verdeling markegronden
In de Bataafs-Franse tijd kwam er steeds meer kritiek op het
systeem van de marken. Het collectieve grondbezit zou innovaties en
productieverhoging binnen de landbouw in de weg staan. In 1810
verordonneerde koning Lodewijk Napoleon de verdeling van de
markegronden, maar de definitieve regeling betreffende de verdeling
van de gemeenschappelijke gronden kwam door de Markenwet van 1886
pas tot stand. De meeste marken waren echter al verdeeld in de
periode van 1837 tot 1850. De verdeling vond hoofdzakelijk plaats
onder de gewaarde erven, terwijl er een klein gedeelte naar de rest
van de bevolking ging.
De verdeling van de woeste gronden en de ontbinding van de marke
verliepen niet altijd vlekkeloos. De marke Denekamp, bestaande uit
de buurschap en het dorp, startte in 1815. In de holting waren er
zoveel meningsverschillen, dat meerdere boeren kwaad uit de
vergadering wegliepen. In 1837 werd men het eens en konden
landmeters aan het werk. Het duurde nog tot 1845 voordat men tot de
verdeling kon overgaan. De marke Denekamp had 628 ha woeste grond,
die onder 182 leden moest worden verdeeld. Huis Singraven kreeg als
grootgrondbezitter 103 ha toebedeeld. Huis Bögelscamp en de
Nederlands Hervormde kerk kregen elk 36 ha. De erven Elferman,
Otman en Remerman zagen hun grond vergroot met respectievelijk 31,
17 en 11 a. De rest van de 386 ha werd onder de andere 176 leden
verdeeld, terwijl 8 ha werd verkocht om de kosten van landmeting,
verdeling en andere zaken te betalen.
Toch bleven sommige marken nog lang bestaan, terwijl hier en daar
nog stukjes onverdeelde markegrond bleven liggen, zoals in Noord
Deurningen achter het "Zunnehoes" aan de Lattropperstraat. Ook in
Breklenkamp ligt achter de voormalige school nog een stukje
onverdeelde markegrond. Deze marke is formeel nooit opgeheven.