Landschapsschilders als Hobbema, Ruisdael en Oppenoorth en tekenaars als Pronk, De Haan en Meyling hebben ervoor gezorgd dat wij weten hoe de omgeving van Denekamp er eeuwen geleden heeft uitgezien. Schilderijen en tekeningen van kunstenaars hebben niet alleen een grote artistieke waarde, zij hebben ook cultuurhistorische betekenis. Dat geldt zowel voor de afbeelding van een landschap als die van een bouwwerk. Aan de hand van het werk van de kunstenaar kan men zien wat er in Denekamp en omgeving in de loop der tijden is veranderd.
Hobbema, Ruisdael
Mr. W.J.F. Laan, de vroegere eigenaar van het Singraven, was een verwoed kunstliefhebber, die naast het bezoeken van tentoonstellingen en musea ook zelf een uitgebreide kunstverzameling aanlegde. Kerstmis 1928 bezocht hij een aan de Nederlandse schilderkunst gewijde tentoonstelling in het Louvre in Parijs. Bij het bekijken van een schilderij van Meindert Lubbertzoon Hobbema (1638-1709) "De Watermolen" ("Le moulin à eau"), geschilderd in 1663, viel hem op dat omgeving, landschap en gebouwen zeer veel overeenkomst hadden met het Singraven. Dat het hier inderdaad om het Singraven ging, bleek uit een vergelijkende studie van de historici Döhmann en Dingeldein. Zij hebben de situatie bij Hobbema vergeleken met die op Schoemakers tekening uit 1729. Het verschil was de watermolen, een zaagmolen, die alleen bij Hobbema is afgebeeld en naderhand is afgebroken, vermoedelijk bij de ingrijpende verbouwing van Singraven. Dat Hobbema op het Singraven is geweest, is aannemelijk. Rond 1660 ging hij met zijn leermeester Jacob van Ruisdael op studiereis naar het Nederlands-Duitse grensgebied, naar Bentheim. Zij hebben toen ook een bezoek aan het Singraven gebracht. Van Ruisdael is het werk "Twee watermolens en een Open sluis bij Singraven". Behalve in het Louvre hangt er een bijna gelijk schilderij met watermolens op het Singraven, "Village with watermills" van Hobbema in de National Gallery in Londen. Ook het Mauritshuis in Den Haag bezat een versie; dat schilderij werd aan de National Gallery van Ottawa geschonken. Versie nummer vier hangt in het museum in Minneapolis. Op Huis Singraven hangt een zeer goede kopie van de Hobbema die Laan in het Louvre zag.
Schoemaker, Pronk, De Haan, Meyling
Andries Schoemaker (1660-1735) was een rijke textielkoopman uit
Amsterdam, die als grote passie had het verzamelen van historische
en topografische tekeningen van steden en dorpen, kerken en
kastelen in Nederland. Deze tekeningen, meer dan 2.600, liet hij
maken door eigentijdse kunstenaars als Cornelis Pronk (1691-1759)
en diens leerling Abraham de Haan (1707-1748) en Abraham Meyling.
Met deze kunstenaars kwam hij "van Amsterdam naar Zwolle gevaren"
(1729 en 1732). In een uitgebreid verslag beschrijft hij hoe zij
vervolgens per koets en te paard "over de hobbelde bobbelde heyde"
langs dorpen, buurschappen en buitenplaatsen trokken. Zo maakte
Pronk ook tekeningen van de kerk in Denekamp en van het Huis
Singraven. Op de tekening van Pronk wordt duidelijk, hoe de kerk er
vóór de verbouwing in 1810 heeft uitgezien. De tekeningen van het
Huis Singraven van Pronk zijn zeer betrouwbaar. De in de zomer
gemaakte schetsen werden in de winter, wanneer er niet gereisd kon
worden, uitgewerkt. Pronk, de Haan en Meyling verdienden
f 2,50 per dag met hun werk. Van Meyling is er de tekening van
de havezate Breklenkamp.
Floh en Jongkind
Abraham Willem Floh (1793-1831) schilderde in 1829 de heilige
Nicolaas. Op dit schilderij ziet men ook de afbeelding van de
toenmalige parochiekerk van Denekamp. Dit schilderij werd in 1976
door Berend Seiger gerestaureerd. Het hangt in de Sint Nicolaaskerk
in Denekamp.
Johan Bartold Jongkind (1819-1891), geboren in Lattrop, verhuisde
in 1820 naar Vlaardingen. Hij werd de voorloper van het Franse
Impressionisme. Van hem zijn er geen werken die betrekking hebben
op Denekamp. Wel staat er een monument ter zijner gedachtenis aan
de Frensdorferweg.
Oppenoorth en Gorter
Willem Oppenoorth (1847-1905) en Arnold Marc Gorter (1866-1933) zijn twee, internationaal onderscheiden, landschapsschilders. Zij verbleven vaak in hotel Dinkeloord. Van daar trokken ze langs de Dinkel. Oppenoorth heeft dit riviertje bespied en op het doek meesterlijk weergegeven. Verder trokken ze naar de Mekkelhorst, het Hornven, de Bögelscamp en het Singraven. In 1902 was er in de Pulchri Studio in Den Haag zelfs een tentoonstelling van het werk van Oppenoorth, dat rond Denekamp ontstaan is. Gorter, die een ontwikkeling doormaakte van de Haagse School naar het Impressionisme, was de man van de stille natuur in voor- en najaar en van de berk, die met haar witte schors afsteekt tegen zijn omgeving.