Nu wilde het geval dat het PSP-raadslid Gerrit van der Brug (die tegen was) in de tussentijd een vrij ernstig ongeluk had gekegen. Daardoor zouden bij de herstemming de voorstanders op een krappe meerderheid kunnen rekenen. Evenwel: vlak voor de beslissende vergadering stopte een ambulance voor het stadhuis en twee ziekenbroeders droegen raadslid Van der Brug de raadszaal binnen. Wéér staakten de stemmen. De stadhuiskwestie leek niet op te lossen. [Stalknecht, H., "Honderd jaar Zwolle, de Zwollenaren en de politiek", in: Ach Lieve Tijd (1992)].
De stadhuiskwestie zorgde in de jaren zeventig van de 20ste eeuw voor verhitte gemoederen bij de bestuurders en inwoners van Zwolle. Dat er een nieuw stadhuis moest komen, stond buiten kijf. Het oude stadhuis aan de Sassenstraat was veel te klein geworden voor de uitvoering van de vele gemeentelijke taken. Daar kwam bij dat er prognoses waren dat de stad zou groeien tot zo'n 250.000 inwoners in het jaar 2000. Daardoor zouden in de komende jaren nog meer ambtenaren nodig zijn. In de discussie stond centraal hoe het nieuwe stadhuis eruit zou zien en vooral hoeveel ruimte het in beslag zou nemen. Want op de beoogde plek, het Grote Kerkplein, stonden tal van waardevolle historische gebouwen.
Een schetsplan van architect J.J. Konijnenburg werd in 1970
meteen mikpunt van felle kritiek van de vereniging Vrienden van
de Stadskern. Ze vonden de omvang van het beoogde stadhuis
veel te groot en de vorm vloekte met de omringende historische
panden. Hun kritiek werd bevestigd in een enquete door de
Zwolse Courant onder de Zwolse bevolking: 52% was tegen en
slechts 32% voor. De gemeenteraad luisterde niet naar de
tegenwerpingen en stemde in met het plan. De Gedeputeerde Staten
van Overijssel moesten eraan te pas komen om Zwolle terug te
fluiten. Het ontwerp zou strijdig zijn met het
bestemmingsplan.
Het plan werd herzien, bijna goedgekeurd door de raad, maar na de
operetteachtige vertoning rondom het zieke raadslid Van der Brug
staakten de stemmen. De gemeente was weer terug bij af. Er kwam een
einde aan de impasse toen architect Konijnenburg in overleg met de
Vrienden van de Stadskern een radicaal ander ontwerp presenteerde.
De gemeenteraad ging in oktober 1972 akkoord, de bouw kon beginnen
en op 15 mei 1976 werd het nieuwe stadhuis geopend. De
stadhuiskwestie was een onmiskenbaar teken dat de gezagsgetrouwe
Zwollenaren mondiger waren geworden. De stadsbestuurders dienden
voortaan rekening te houden met de mening van de Zwollenaren. Maar
dat deden ze niet altijd.
De volgende confrontatie tussen de gemeente en de bevolking kwam
in maart 1985. Aanleiding was de voorgenomen sloop van het
Gouverneurshuis bij het Kerkbrugje aan het Ter Pelkwijkpark. Het
Gouverneurshuis was in 1892 gebouwd als ambtswoning voor de
Commissaris der Koningin van Overijssel. Een groot deel van de
20ste eeuw was het in gebruik als kantoor van de Belastingdienst.
Toen het gebouw leeg kwam te staan, diende een projectontwikkelaar
een verzoek in om op de plaats van het Gouverneurshuis
appartementen te mogen bouwen. De sloopaanvraag werd vliegensvlug
door de raad geloodst en onmiddellijk daarna stonden de slopers al
op het dak van het gebouw. Wethouder De Groot werd hiervoor
verantwoordelijk gehouden en door zijn eigen PvdA-fractie tot
aftreden gedwongen.
Onder de bevolking was het rumoer over de sloop groot. De Vrienden
van de Stadskern stelden alles in het werk om de afbraak tegen te
houden. Ze organiseerden een demonstratie waar veel Zwollenaren op
afkwamen. De voorzitter van de vereniging wond er geen doekjes om:
"Het gebouw was verkwanseld", zei hij. Er verschenen leuzen op de
muren van het gebouw waarin de naam van burgemeester Loopstra werd
verbasterd tot Sloopstra. Voor het gebouw, dat niet op de
monumentenlijst stond, kwam het protest te laat. In enkele dagen
ging het gebouw tegen de vlakte. Op de plaats van het
Gouverneurshuis verrees een appartementencomplex, de
Genverberg.
Het lijkt erop dat de gemeente na de ervaringen met de
stadhuiskwestie en het Gouverneurshuis, meer geneigd is naar de
bevolking te luisteren, al gaat het nog niet van harte. In de jaren
die volgden werd twee keer een referendum gehouden om de
Zwollenaren te raadplegen over belangrijke besluiten. Het eerste
was in 1996 over de Nooterhof. Het park was de jaren
daarvoor een druk bezocht centrum voor natuur- en milieu-educatie.
Toen het park opgeofferd dreigde te worden voor de bouw van een
school, wist de milieubeweging met een handtekeningenactie een
referendum af te dwingen. Ruim 91% van de deelnemers aan het
referendum sprak zich uit vóór het behoud van de
Nooterhof.
Ook in 2005 werd een referendum gehouden. Dit keer ging het om de
uitbreiding van het aantal speelautomaten in de plaatselijke
verordening. De gemeenteraad wilde dit verwezenlijken in
het nieuwe stadion van FC Zwolle. De kiesdrempel werd
ruimschoots gehaald en 76% van de Zwollenaren sprak zich uit tegen
het raadsbesluit. De raad draaide zijn besluit
terug, zodat in het nieuwe stadion een hal komt met evenveel
automaten als er al in de te sluiten voorziening in
de binnenstad waren.
In de loop der jaren was het stadhuis aan het Grote Kerkplein alweer te klein geworden, hoewel er van de voorspelling van 250.000 inwoners in het jaar 2000 weinig terecht was gekomen. Dit keer riep de bouw van de nieuwe voorziening minder weerstand op. Op 5 juni 2000 werd in Hanzeland aan het Lübeckplein het Stadskantoor voor het publiek opengesteld.