Tegen 10 uur ging de wind luwen en tegelijk begon het water langzaam te zakken; bij het vallen van de avond viel ook de stad droog. Maar toen zag men nog niet, welk een onbeschrijflijke smeerboel het water had veroorzaakt; dat bleek pas op zaterdagmorgen 15 januari. Op talrijke lage punten waren de mensen druk in de weer om de straten te zuiveren van de glibberige slibmassa die het hoog-water had achtergelaten. [Vries, Th.J. de, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle 1954-1961)].
Zwolle werd ooit gebouwd op een verhoging in het landschap, op dekzandruggen. Dat is voor de Zwollenaren geen garantie geweest de voeten droog te houden. Via het Zwartewater stond de stad in open verbinding met de Zuiderzee, die er in combinatie met stevige wind voor zorgde dat het water in de grachten werd opgestuwd en over de kaden stroomde. De overstroming van 1916 is daarvan slechts één van de vele voorbeelden.
In de eerste dagen van 1916 waaide het al stevig. Op donderdag
13 januari wakkerde de wind aan en 's middags was duidelijk dat er
een orkaan op komst was. De situatie werd kritiek toen de wind
omsloeg van zuidwest naar noordwest. Iedere Zwollenaar wist dat het
dan mis kon gaan. Net als bij stormen in voorgaande jaren wist
iedereen wat hem te doen stond. De noodzakelijke maatregelen om het
water tegen te houden waren routine geworden. Namens de gemeente
lag de verantwoordelijkheid in handen van de directeur van Openbare
Werken. Dat was in die tijd Lourens Krook. Hij mobiliseerde de
arbeiders van de gemeentereiniging en stuurde ze op pad met hun
karren, volgeladen met "dammen". Dat waren houten schotten waarmee
waterweringen en kistdammen gemaakt konden worden. Gevuld met klei,
mest, zand of andere materialen konden die het water keren.
De gemeentearbeiders gingen met hun "dammen" aan het werk bij de
plaatsen die in het verleden altijd kwetsbaar waren geweest, zoals
de Buitenkant, de Thorbeckegracht, de Pannekoekendijk, de
Mussenhage en de Hoogstraat. Middenin de ziedende storm bouwden
Krook en zijn mannen een nooddam in de Willemsvaart, zodat het nog
tamelijk nieuwe Veeralleekwartier kon worden gered. Maar
daarna was er geen houden meer aan. Eerst sloeg het water over de
kade van de gracht bij stoomwasserij de Boschbleek aan het
Groot Wezenland (ongeveer op de plek waar nu het verpleeghuis bij
het ziekenhuis staat). Daarna volgden overstromingen in de
Kamperpoort bij de Beestenmarkt (de latere Harm Smeengekade) en in
de hele binnenstad. Alle lager gelegen gebieden stonden blank,
zoals de Melkmarkt, het Gasthuisplein, de Walstraat en de
Koestraat. Ook de Nieuwe Havenbrug, de Kamperpoortenbrug en het
Kerkbrugje stonden geheel onder water.
De dag daarna was het water nog steeds niet gezakt. De kinderen
hoefden niet naar school en voeren met bootjes en tobbes door de
binnenstad. Voor de volwassenen was er geen tijd voor plezier. De
riolen stroomden over, kelders liepen vol water en voedselvoorraden
bedierven. Pas tegen de avond van de tweede dag nam de wind af en
begon het water langzaam te zakken. De volgende dag kon het grote
schoonmaken van de straten en de huizen beginnen. Ook moesten er
enkele omgewaaide bomen worden opgeruimd. Het enige lichtpuntje was
dat er niemand was verdronken.
Bijna 100 jaar eerder was er een nog veel grotere overstroming in Zwolle geweest. Ook toen, in de nacht van 3 op 4 februari 1825, woedde er een noordwesterstorm. Het hele gebied rondom de Zuiderzee kwam onder water te staan en alleen al in Overijssel kwamen 305 mensen om het leven. Toen de dijken van het Zwartewater braken, kwamen Assendorp, het gebied buiten de Kamperpoort en heel Dieze diep onder water te staan. De mensen daar moesten zich op de daken in veiligheid stellen. Met boten en schuiten probeerden ze naar de stad te vluchten. Soms met een deel van hun vee, waarvoor in de Bethlehemskerk ruimte vrij was gemaakt. Een van de Diezer boeren voer met twee koeien in een schuit naar Zwolle, terwijl zijn paard er achteraan zwom. Pas dagen later konden de inwoners van de buitenwijken naar hun vaak zwaar beschadigde huizen en boerderijen terugkeren. Bij deze storm verdronken geen Zwollenaren, maar wel 26 inwoners van Zwollerkerspel.
Aan het einde van de 19de eeuw werden er ook in Zwolle pogingen
ondernomen een structurele oplossing te vinden voor de bijna
jaarlijkse overstromingen. Het bleef echter bij plannen. Het
probleem was ook te groot voor een relatief kleine stad. De kracht
van het water bij noordwester storm vanuit de Zuiderzee en het
Zwartewater was onbeheersbaar en vroeg om een landelijke aanpak.
Die kwam er uiteindelijk door het aanleggen van de Afsluitdijk in
1932. Door deze waterkering werd de Zuiderzee afgesloten van de
Waddenzee.
Zelfs door deze maatregel was het gevaar van wateroverlast voor
Zwolle niet helemaal geweken. Nog in oktober 1998 ontstond door
hoog water een kritieke situatie in de binnenstad, waarbij op last
van het gemeentelijke crisiscentrum het kelderdepot van het
gemeentearchief in de Voorstraat moest worden leeggehaald. Toen en
ook 2 jaar later, moesten zandzakken de Thorbeckegracht tegen
hoog water beschermen. Sinds december 2002 is West-Overijssel
beschermd door de bouw van een balgstuw bij Ramspol. Onderdeel van
dit project was de bouw van een kering in het Zwartewater nabij de
Pannekoekendijk. Het gevaar van overstromingen door opstuwend water
bij noordwesterstorm is daarom tegenwoordig aanzienlijk
verminderd.