Aan de Kamperzeedijk bij Genemuiden wordt een uniek monument uit
de geschiedenis van de Nederlandse waterbeheersing in ere gehouden.
Sinds 1856 staat daar het Stoomgemaal Mastenbroek, in de volksmond
ook wel d' Olde Mesiene genoemd. Meer dan 1 eeuw zorgde het
voor het drooghouden van de polder. De stoommachine is door de
inspanningen van vrijwilligers het oudste nog werkende exemplaar
van dit type in Europa.
Vanaf de vroegste tijden spanden de bewoners van de Lage Landen
zich in om de voeten droog te houden. Dat deden de boeren van de
Mastenbroekerpolder bijvoorbeeld al vanaf het ontstaan van de
polder in 1364-1390. Regens en hoge waterstanden in het Zwarte
Water zorgden in combinatie met de matige kwaliteit van de dijken
keer op keer voor overstromingen. Met behulp van watermolens werd
het water uit de polder via de weteringen afgevoerd. De watermolens
stonden tegenover Hasselt, bij de Lutterzijl (einde
Bisschopswetering), bij de Veneriete (bij de monding van de Oude
Wetering) en aan het begin van de Drecht in Genemuiden.
Een baanbrekende uitvinding
Vanaf het midden van de 19de eeuw konden de landerijen door de
uitvinding van het stoomgemaal beter en sneller ontwaterd worden.
Een traditionele windmolen was altijd afhankelijk van de grillen
van het weer. Een stoomgemaal had daar geen last van, kon gestaag
doorwerken en daardoor veel grotere watermassa's wegstuwen.
Een commissie onder leiding van dijkgraaf P.H. Gallé van het 4de
dijksdistrict van Overijssel schreef in 1853 in samenwerking met
Rijkswaterstaat (een relatief jonge overheidsinstelling), een plan
voor de bouw van een stoomgemaal aan de Kamperzeedijk bij de
Veneriete Zijl. Omdat de polder Mastenbroek onder verschillende
omringende gemeenten verdeeld was, hadden de plannenmakers
toestemming nodig van het "Verenigd college" van de polder
Mastenbroek. Die goedkeuring kwam er zodat de bouw kon
beginnen.
Stoomgemaal Mastenbroek werd het eerste stoomgemaal buiten Holland.
Tijdens zijn toespraak bij het leggen van de eerste steen op 20
september 1855 vatte dijkgraaf Gallé nog eens treffend het belang
van het stoomgemaal samen: "Het ligt nog versch in het geheugen; 't
is nog maar twee jaren geleden, toen gedurende een groot deel van
den zomer de ruime velden die ons hier omringen als in eene bare
zee waren herschapen. Het gras dat te veld stond kon op zijn tijd
niet gemaaid, en nog veel minder geoogst worden. Aanhoudende
windstilte volgde op gevallen plasregens. Onze watermolens moesten
daardoor werkeloos blijven, of konden slechts bij pozen grote
diensten bewijzen."
Op 11 oktober 1856 werd Stoomgemaal Mastenbroek feestelijk in
gebruik gesteld. De machine, voorzien van twee schepraderen, kon
tien omwentelingen per minuut maken.
Een tweede stoomgemaal
Het stoomgemaal was een enorme verbetering. Toch bleek
ongeveer 20 jaar later dat de capaciteit van d' Olde Mesiene
onvoldoende was om in bijzonder natte winters de hele polder te
bemalen. Na lange strijd tussen voor- en tegenstanders werd in 1878
een nieuw stoomgemaal gebouwd bij Lutterzijl, eveneens aan de
Kamperzeedijk. De jaren daarna zouden deze twee stoomgemalen
eendrachtig de polder droog houden.
Veel stoomgemalen in Nederland hebben nog tot ver in de 20ste eeuw
dienst gedaan. Geleidelijk maakten ze plaats voor gemalen die door
elektromotoren worden aangedreven. In 1961 was het einde gekomen
voor d' Olde mesiene. Hij werd vervangen door Gemaal Veneriete,
gebouwd in opdracht van het toenmalige waterschap Mastenbroek. Dit
gemaal, met drie vijzels, bemaalt tegenwoordig een groot gedeelte
van de polder Mastenbroek en loost het overtollige water via het
Venerietekanaal op het Zwarte Meer.