Sinds mensenheugenis ligt in IJhorst, ten oosten van de Burgemeester Van Wijngaardenstraat, een bosgebied van enkele honderden hectares met de naam "De Witte Bergen". De heuvels die er liggen, ontstonden door verstuiving van de bovenlaag van het aangrenzende De Vledders. Het stuifzand was er oorzaak van dat hier geen ontginning plaatsvond, hoewel er in de nabije omtrek tal van boerderijen lagen. Aanvankelijk was het gebied bedekt met heide, waartussen ook de jeneverbes groeide. Langzamerhand kwamen er vliegdennen tot ontwikkeling en daardoor ontstond een bos. Ruim een eeuw geleden werd dit stukje natuur een recreatiegebied voor de wijde omgeving.
Recreatie voor jong en oud
In 1908 kocht L.G. Stahls een stukje grond bij De Witte Bergen en vestigde daarop een uitspanning waar de bezoeker wat kon eten en drinken. In de wandeling heette de gelegenheid al gauw "Stahls tentien." Ruim 20 jaar later verkocht hij zijn nering aan de gebroeders Hazelaar uit De Wijk. In de zomermaanden gingen zij zich richten op de exploitatie van een theehuis met zwembad, speeltuin, kanovijver, dwaaltuin en uitkijktoren. Het complex ging "De Witte Bergen" heten. Vooral het zwembad, hoewel niet verwarmd, had een grote aantrekkingskracht. Voor schoolreisjes waren De Witte Bergen een favoriete bestemming en ook kreeg menigeen uit de omgeving zwemles in het natuur-bad. IJhorst kende sinds 1932 nóg een theehuis, gesticht achter de rijwielzaak van Elias Pries en zijn vrouw Jin, dat het vooral moest hebben van gezinsrecreatie. De basis voor het toerisme in IJhorst was gelegd en na de Tweede Wereldoorlog kwam de groei. Ook activiteiten als de motorcross tijdens de Pinksterdagen vergrootten de landelijke bekendheid van het gebied, die nog eens werd versterkt door de nabijheid van het Reestdal. In de omgeving ontstonden campings en recreatieparken, met honderden, soms permanent bewoonde vakantiewoningen. IJhorst, de recreatie en het toerisme hadden elkaar definitief ontdekt.
Wisselende ervaringen
Elders in de gemeente wilde het met de ontwikkeling van recreatie en toerisme minder vlotten. Het kerkdorp Staphorst had, aldus een "propaganda-uitgave" over Overijssel uit 1939, "geen goede naam bij de toeristen." Het was in dat jaar nog niet zo heel lang geleden dat "eenige vreemdelingen", die er per auto doorkwamen "en van het zonder twijfel schilderachtige dorp foto"s wilden maken", door de bevolking waren mishandeld. Ook waren "eenige malen automobilisten met steenen bekogeld" en het verdiende dus "in het algemeen geen aanbeveling" het dorp met een bezoek te vereren. De ondernemer Waanders had daarover andere gedachten, want hij stichtte in 1938 op De Hoek, aan de pas aangelegde Rijksweg, een fraai, rietgedekt hotel. Die plaats was niet zonder reden gekozen, want Staphorst was met de aanleg van de nieuwe weg meer "in de lijn van het verkeer" komen te liggen en dus ook beter bereikbaar geworden voor toeristen. De gespannen verhouding met deze bezoekers is lange tijd blijven bestaan, ook omdat velen van hen weinig oog hadden voor de privacy van de bewoners ‒ bijvoorbeeld als zij op zondag ter kerke gingen. Ondanks het fotografeerverbod op de zondagen werd ook in Staphorst ingespeeld op de mogelijkheden van het toerisme, onder andere met de Staphorster boerderij aan de Muldersweg, achter Hotel Waanders, waar toeristen tot na de eeuwwisseling een kijkje konden nemen. Sinds 1982 konden ze ook terecht in de Museumboerderij aan de Gemeenteweg. Tot een wezenlijke bron van bestaan ‒ zoals in Volendam, waar folklore en commercie steeds meer hand in hand gingen ‒ zou het toerisme in Staphorst, en ook in Rouveen, echter niet uitgroeien.